Gooi- en Eemlander
Joost Prinsen

Mijn eigen concurrent

16 apr 2005

Hommage aan Willeke Alberti! In Carré traden een paar weken geleden een streep artiesten op ter ere van haar. Karin Bloemen, Acda en De Munnik, Simone Kleinsma om er een paar te noemen, zongen de hits van Willeke.


Altijd een beetje eng voor beide partijen, zo'n gebeurtenis. Zing je minder dan Wil dan had je beter thuis kunnen blijven. En zing je beter dan is het niet zo leuk voor het feestvarken.

Ik heb bij een soortgelijke gelegenheid eens opgetreden ter ere van Herman van Veen. Mission impossible natuurlijk, want Herman was onbetwist de beste zanger van Nederland. Dus wat moest ik nog? Ik oogstte beschaafd applaus voor mijn vertolking van Adieu Café ('en geen wc voor dames apart') en daar bleef het bij. Niet meer over hebben.

Concurrent zijn van een collega komt nogal eens voor aan het toneel. Griekse tragedies en Shakespeare staan al eeuwen op het repertoire. Dus als je een rol hebt in één van die stukken, hoor je algauw van oudere collega 's dat ze de rol in kwestie nog magistraal gespeeld hebben gezien in Londen door Albert Finney of Alec Guinnes. Of in de jaren vijftig door Albert van Dalsum. Schimmen zijn je concurrent.
Grootheden uit een ver of recent verleden die soms tot je pijnlijke verrassing in de zaal blijken te zitten. En die na afloop in de kleedkamer vriendelijk komen vertellen dat jij het ook heel aardig gedaan hebt.

Echt erg is het als je concurrent bent van jezelf. Dat is me één keer overkomen. Het was de merkwaardigste gebeurtenis die ik heb meegemaakt in een televisiestudio. Nog niet zo langgeleden had ik een rol in een slapstickscène. Ik moest iemand spelen die geen controle had over zijn ledematen en die daardoor in een dokterswachtkamer een andere patiënt volledig bont en blauw schopte en sloeg. Humor van de tekenfilm. Die sketch was nauwkeurig gerepeteerd, want slapstick vereist nu eenmaal precisie. Na afloop van de opname werd de sketch onder hilariteit vertoond op de studiovloer. Zelfs ik moest hartelijk lachen terwijl ik toch meestal in de studio met strenge blik naar mezelf kijk. Toen zei de regisseur: "Helaas, de scène moet over. Technische redenen."

'Technische redenen'is een verzamelnaam voor alles wat maar fout kan gaan. Van een geplakte snor die loslaat of een decorstuk dat omvalt tot een verkeerd shot van een slaperige cameraman. Het moest dus over. En terwijl wij de voorbereidingen daartoe troffen, dacht ik: dat lukt me niet. Want zo leuk als die man van zo-even ben ik niet. Maar die i man was ik zelf. Ik moest tegen mijn eigen leukigheid gaan concurreren. Ik ben mezelf in een hoek van de studio moed gaan inpompen.
Pas toen mijn tegenspeler, Vliegende Panter Remco Vrijdag, mij streng maar bemoedigend toesprak, ging ik weer voor de camera staan. Liep allemaal goed af. Want uiteindelijk won ik gelukkig de concurrentieslag van mezelf.



Joost Prinsen