Twentse Courant
Han Pape

Chansons van de dood,grappen van het leven

Van Veen dirigeert zijn publiek,maar bijt niet

16 februari 1987


Enschede (Twentsche Schouwburg) - De lichten uit, het doek op en een kalende man wandelt in het schemerdonker over het toneel. Het applaus klatert op. Mis! Want het is muzikant Erik van der Wurff. Een zwerverstype (koddig hoedje, lange slipjas, glimmende viool en mal koffertje) betreedt vervolgens de bühne in slentergang. De applaus-machine wordt iets aarzelender in werking gezet. En gaat op volle toeren draaien als het inderdaad Herman van Veen blijkt te zijn.


Van Veen behoort tot het legertje artiesten dat slechts hoeft op te komen om te scoren. Dat bleek ook gisteravond weer. De lieveling van. het we-houden-het-wel-netjes-pubüek speelde voor een uitverkocht huis, en vanavond is het al niet anders.

En hij stelt niet teleur. Na jaren van afwezigheid (meer en vooral ook minder geslaagde buitenlandse escapades) brengt mister Harlekijn een ouderwetse show op de planken. Clownerie die met groot vakmanschap wordt voorgeschoteld. Een vleugje maatschappijkritiek (over „politici en andere delinquenten" en over de schrijnende toestanden in Zuid-Afrika en Argentinië), maar vooral veel kolder en filosofie. Waarbij de kolder filosofisch getint is en de filosofie tamelijk kolderiek.

Uiteraard een programma vol breed uitgemeten onzekerheid, vol wollige weemoed, over de liefde en over het leven, en dus óók over de sleur die na de liefde komt en over de dood die op het leven volgt. Met wel erg veel dood dit keer (inclusief een kanjer van een doodskist), maar gelukkig is er reïncarnatie, natuurlijk is er reïncarnatie, want anders was het gauw afgelopen allemaal. Een programma over God en mensen en over wat God en mensen zichzelf en elkaar allemaal aandoen. Zelf heeft Van Veen het over de chansons van de dood en de grappen van het leven. Ze lopen naadloos in elkaar over. Dat is de kracht: perfect getimede evocatieve associatie.
Voorbeeld: Van Veen wordt geweigerd bij de deur van een bar, gaat de disco zonder resultaat met een tennisracket te lijf, begint zich te verkleden om toegelaten te worden, voert in het verlengde daarvan een striptease- nummer op, maar eindigt in een wat ruim sportbroekje als tennis- speler-in-slow-motion. Het publiek klapt, en prompt is de tennisspeler een dirigent die het voor elkaar krijgt dat het balkon en de rechter- en linkerkant van de zaal afwisselend applaudiseren. Om zo je publiek te kunnen bespelen, zo gepland en toch zo schijnbaar achteloos, dat is werkelijk enorm grote klasse.

Associatief dus, van Bartlehiem tot Bethlehem, een clown onderweg. De muzikale begeleiding is perfect en vaak veel meer dan begeleiding. Het zijn sterke gedeeltes, want Van Veen alléén geeft je onwillekeurig het gevoel dat het allemaal niet zo gek veel uitmaakt wat hij doet, want het publiek is tóch gekomen om blauwe handen te krjge. Natuurlijk, ontroerend mooie liedjes, mimisch buitengewoon knap, maar nergens wordt doorgebeten. Het blijft lichtvoetig vermaak, wat zweverig en prekerig bovendien. We hebben het Van Veen al zo vaak zien doen. Een ander schip, dezelfde lading. In dat verband is de minstens tien keer verstelde jas die hij draagt toepasselijk. Alsof er niets anders bestaat dan huilende harlekijnen en lispelende lakeien van Het Grote Gevoel.



Han Pape