Hengelo's Dagblad
DIRK WILLEM ROSIE

Van Veen: taal en muziek vice versa

16 februari 1987


Het gigantische succes van Herman van Veen (avond aan avond uitverkocht, triomfen in het buitenland) is voor een deel op het conto van Willem Wilmink te schuiven. Deze voormalige Enschedeër neemt niet alleen de helft van de teksten voor zijn rekening, hij inspireert Van Veen ook, versterkt diens gevoel voor de vice versa-werking van taal en muziek en de fantasie-prikkel van poëzie.


Hoewel het liedje "Klacht" overal in den lande als openingsnummer gebruikt zal worden, kreeg je meteen al het gevoel dat Van Veen zijn huisschrijver even 'thuis' bracht: 'Ik ben in deze streken / geboren en getogen. / 't Is me vreemd geworden / alsof het was gelogen. / De vriendjes waar 'k mee speelde / zijn traag en oud. / De bossen zijn verdwenen / en het veld bebouwd. / Door vanouds bekenden / nauwelijks gegroet, / loop ik me af te vragen / wat ik hier nog moet.'


Herman van Veen heeft zich lange tijd niet in de Nederlandse schouwburgen laten zien en dan kun je met een zweem van nieuwswaarde vaststellen dat hij toch eigenlijk wel een hele grote is. We hebben maar één Van Veen; één part-time clown, violist, fantast, poëet, taal- en stemvirtuoos. Eén fluistering krijgt een stormachtige respons, één aai met de linkerpink komt aan als een eenheid van sfeer, stijl en gevoeligheid zorgt voor de rest.

Vooral qua gevoeligheid draaft hij naar mijn smaak in het deel na de pauze zo nu en dan wat door. Zo had hij wat mij betreft Jacques Brel's vriend rustig moeten laten huilen, terwijl ook de tamelijk lange reïncarnatie-act (op een prachtige verdwijntruc na) onvoldoende boeide. Erotisch, psychotisch en neurotisch, dat is prima vol te houden. Maar zodra hij neo-gotisch wordt raak ik 'm kwijt.

Er zit vooralsnog veel meer moois dan lelijks aan de show van Herman van Veen. Hij dwingt voortdurend respect af met de theatrale vorm die hij aan zijn mateloze fantasie kan geven. Quasi Russische, Chinese en Franse krijgsredes gaan hem net zo gemakkelijk af als poppenspel met de zijn blote vingers of een persiflage van Al Jarreau of Bruce Springsteen. Bovendien laat hij je dan niet alleen lachen om die lawaaimakende restanten van een Vietnam-veteraan, hij (en zijn grandioos spelende band) laat je in één moeite door ook genieten van een schitterend moppie muziek. Van Veen's bezigheid heeft voortdurend een tweede betekenis, zonder dat de show opdringerig diepzinnig wordt. Of men moet bijvoorbeeld op het punt van dood en zelfmoord al te prikkelbaar zijn.

De muziek is hierboven al even genoemd maar verdient ruimere vermelding. Erik van der Wurff heeft een diepe, warme klank uit zijn keyboards weten te toveren en in zijn geheel wordt er zo smaakvol gemusiceerd dat ik geen bezwaar gehad zou hebben tegen een compleet muzikaal programma. Hoewel daar in het begin op aangestuurd lijkt te worden heeft Van Veen zich kennelijk gerealiseerd dat hij ook andere kwaliteiten heeft dan die van de muzikale clown.
Voor een deel heeft hij zich verlaten op van hem gekende trucs als het quasi gegoochel met pingpong-ballen en de slow-motion van een tennisser. Je kunt het Van Veen nu eenmaal niet kwalijk nemen dat hij gebruik maakt van zijn grootste talenten (virtuositeit, gevoeligheid, timing en beheersing) en dan moet je het als fan maar voor lief nemen dat je soms denkt: wanneer heb ik hem dat eerder zien doen?



DIRK WILLEM ROSIE