Het Binnenhof
J.Kassander

Herman van Veen en Residentie-Orkest niet bestand tegen 2000 schoolkinderen

16 februari 1978
Nog voor het begin hadden de kinderen zelf er al een vrolijke happening van gemaakt. Met twee duizend kornuiten in een zaal, dat is een unieke gelegenheid voor een fluit- en gilconcert van jewelste, begeleid door het afvuren van papieren projeklielen. Toen gingen de lichten uit, de schijnwerpers aan, er ontstond een mysterieuze sfeer maar stil werd het niet. Uit alle hoeken van podium en zaal slopen de musici van het voltallige Residentie-Orkest te voorschijn. Erik van der Wurff greep de dirigeerstok en er werd geprobeerd gedifferentieerd geluid de zaal in te sturen maar dat lukte slechts incidenteel.


Hertnan van Veen, om wie het ging, maakte zijn entree. Zijn viool en strijkstok bleken zinloze attributen te zijn maar hij vertelde een maatschappij-kritisch sprookje. Een ondernemende eend zag kans geld te verdienen om zijn arme soortgenoten in de derde wereld te helpen. De aktieve Alfred Jodocus Kwak was echter zo dom het verdiende geld even te lenen aan koning Losbol. Na een verblijf in een kippenhok en een diepe put werd Kwak als door een wonder recht gedaan. Hij kreeg zijn eigen geld terug, werd m plaats van Losbol koning van het land en kon zijn goede werken voortzetten.

Het verhaal (voor zover verstaanbaar), de actie (simpeler dan simpel), de muziek yoor zover te beoordelen zwaar en nogal groezelig pakten de jeugd kennelijk niet, Geen ogenblik konden Van Veen en het Residentie-Orkest de zaal redelijk stil krijgen. De van kleur veranderende decor-dia en de reflecterende lichtkogel waren aardige vondsten maar voor de rumoerige jeugd niet voldoende. Dat het meezingen een trieste zaak werd lag aan het liedje dat melodisch niet aansprak en de voor de hand liggende refreinvorm miste. Het is niet zo gemakkelijk een tekst te schrijven à la Annie M. G. Schmidt en een liedje à la Harry Bannink.

Om niet te praten over de instrumentatiekunst van een Prokofiew, Francaix of Britten die orkestrale muziek voor wat oudere jeugd maakten. In elk geval wordt het experiment van Van Veen en Van der Wurff op de plaat vastgelegd.
Dan valt beter te taxeren wat zij wilden, ook al sorteerden hun prestaties op het schoolconcert, dat ik gisteren bijwoonde. het beoogde effect beslist niet.
Het Residentie-Orkest blijft geloven in kinderconcerten van dit karakter; menige muziekpedagoog denkt daar anders over. Het is goed jonge kinderen vroeg in nauw contact te brengen met muziek maar dan moet men zich wel afvragen aan welke muziek een kind in een bepaalde situatie en in een bepaald stadium van zijn ontwikkeling behoefte heeft.
Een symfonieorkest in een grote concertzaal spreekt kinderen tussen 7 en 12 jaar niet of nauwelijks aan. Dat is ook in vorige jaren duidelijk gebleken. Het orkest zat er ook toen voor Pierre Snot bij, en het waren de clowns die de show stalen. Die clowns waren er nu niet en een enkele harlekijn kon hun taak niet overnemen.

Ik vraag me af of een slagwerkensemble met geschikt repertoire het niet veel beter gedaan zou hebben.



J. KASANDER