Veto
Geert Janssen

"Wetenschappers zijn grensverleggers en dus muzikanten"

15 november 2010

De spreektaal van Herman Van Veen is grotere poëzie dan wij ooit zullen pennen. Zijn gedachten volgen heeft niets te maken met logica en alles met overtuigd worden. Zaterdag-avond speelde hij in de Minnepoort. Op voorhand mochten wij aanschuiven voor Het Beste Hoorcollege Ooit.


Herman Van Veen: «Veto? En dat betekent wat ik denk? »

Veto: "Ik protesteer", tot hier en niet verder. Het is ontstaan uit de woelige jaren '60 en '70.
Van Veen: «Dat was met de taalkwestie hier. Daar zat ik middenin, ik speelde in de aula van de universiteit. De voorstelling werd onderbroken omdat het publiek wegging om te knokken. Een half uur later kwamen ze een beetje verbouwd terug. De hele stad stond vol donkerblauwe politieauto's met waterkanonnen. Dat waren heftige tijden hoor, met kasseien gooien. De stad was echt opgedeeld: tussen Frans en Vlaams. Hard tegen hard, brullen, schreeuwen, vechten.»

Veto: U ook?
Van Veen: «Ik heb vooral hard gelachen. Ik heb thuis een krantenfoto van toen. Ik had nog een Trabant, een kartonnen auto uit Oost-Duitsland. Die konden we ons nog net permitteren. Je ziet ons in de auto zitten op een kruispunt tussen de Vlamingen en de Walen, terwijl we hoogst verbaasd links en rechts kijken. "Leuven Vlaams", dat was de kreet.»

Veto: Hebt u wel meer in woelige situaties gezeten?
Van Veen: «In Oost-Duitsland speelden we nog geen maand voor de val van de Berlijnse Muur. Dat was ongelofelijk hectisch. Gorbatsjov was op bezoek en ik was in de DDR persona non grata. Ik mocht er niet in maar ik kwam toch. Ik speelde in een gigahal voor duizenden mensen. Buiten stonden er nog veel meer die er niet in konden. Achter het toneel waren er geweldig veel zwaarbewapende heren. Er hing iets in de lucht, ze waren bang dat het uit de klauwen zou lopen. De jongens in het leger zaten met het dilemma dat ze in gevecht moesten gaan met hun eigen mensen. Een hele absurde werkelijkheid.»
«In Vlaanderen werd ik een keer in een razzia opgepakt omdat ik mij in een groep illegalen bevond. Wat een klotewoord: illegalen. Ik had geen paspoort bij me en we zijn opgesloten. Mijn mensen hebben de burgemeester gebeld en hij heeft me er zelf in zijn ochtendjas uitgehaald. De rijkswacht in West-Vlaanderen was berucht, dat waren harde gasten.»
«De meest afschuwelijke dingen heb ik beleefd in de tijd van Marcos op de Filipijnen. Bootvluchtelingen uit Vietnam kwamen aan en werden letterlijk terug in zee geslagen. Ik heb met paters en UNICEF samen mensen kunnen wegsmokkelen en verstoppen in kerken en kloosters. Dat was knalhard, meedogenloos. Mijn vrouw en ik hebben een moeder en drie kinderen geadopteerd. Je maakt wonderlijke dingen mee in dit vak.»


Empathie


Veto: Kent u ondertussen alle theaters van de Lage Landen?
Van Veen: «Dat denk ik niet. Ik ben in 1966 in Vlaanderen begonnen. Vandaar ben ik naar Nederland getrokken en Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Verendigde Staten en Japan. Als ik toer, trek ik als een riem om de aarde heen. De reis is altijd dezelfde maar al de rest verandert constant. Ik ken veel landen heel goed. Vlaanderen: kerken, kathedralen, kroegen, musea, hotels. Dan ben ik ook nog eens getrouwd met een Waalse dus ik ken Wallonië ook. Daar speel ik ook, maar daar ben ik minder bekend. Ik speel ook in het Duits in België, we wippen even over als we in Duitsland toeren. Ik ken dit land beter dan een Belg.»
«Mijn schoonfamilie kijkt heel anders naar Vlaanderen dan de Vlamingen naar Wallonië: met meer empathie. Historisch gezien is dat volstrekt begrijpelijk: Wallonië was het en Vlaanderen is het. Dat is een enorme verandering op 60-70 jaar. Dat heeft diepe sporen gelaten. Aan het Belgische historisch besef moet nog hard getimmerd worden.»
«In Frankrijk omschrijven ze mij als een tedere anarchist. Mijn voorstellingen hebben een dagboekstructuur: ze veranderen voortdurend naar aanleiding van wat mijn vrienden en ik tegenkomen. Ik heb geleerd dat een woord van de ene minuut op de andere een compleet andere of een extra betekenis kan krijgen.»
«Bisschop heeft nu een compleet andere ketting van associaties dan twee jaar geleden. Vanavond ga ik het hebben over een non die verliefd is op de pastoor. Ze legitimeert dat omdat ze weet dat de bisschop een jongen in het koor neukt. Dat is geen provocatie, dat is een vaststelling. Drie jaar geleden zou dat een provocatie geweest zijn.»
«Ik ga ook een lied zingen dat Salam heet, vrede. Het gaat over een vrouw die tegen haar zoon zegt: "Adem diep. Werk hard. Blijf overeind. Zorg ervoor dat ze je niet over de grens duwen. Maak iets moois in dit land voor je kinderen."»
«Sommige aspecten keren terug wanneer een land in economische crisis verkeert. Als je kijkt hoe Bush in zijn memoires over Irak praat. Zijn rechtvaardiging slaat als kut op Dirk, zoals we in Nederland zeggen. "We zijn in ieder geval van Saddam Hoessein af." Pardon? Maar hoeveel doden heeft dat gekost? Die discussies voer ik ook met mijn muzikanten: "Jezus, heb je dat gezien?" Vaak mailen en kutten we nog tot diep in de nacht. We blijven zoeken, kijken en graaien omdat het ons fascineert.»


Bewondering


«Ik heb ooit een eend doodgereden. Kut. Ik moest daar iets mee doen. Ik heb dus een eendje bedacht dat alleen maar "waarom?" vraagt. (Alfred Jodokus Kwak, red.) "Koning, waarom zwemt u in een limonadezwembad? Waarom is dat zwembad van goud? Waarom heeft u zeven vrouwen?"»
«Ik doe precies hetzelfde in mijn voorstellingen, als performer of entertainer of clown. Ik verteken beelden om tot een inzicht te komen en een nieuwe vraag te stellen. Als je die vraag niet meer kunt stellen dan ben je dood. Als je nieuwsgierigheid weg is dan is het op. Dan kun je ingepakt worden en het crematorium in. Nieuwsgierigheid en bewondering zijn mijn drijfveren.»
«Nu ik ouder word, merk ik dat ik dingen maak omdat ik iets voorzie. Ik heb mijn ouders niet meer. Ik merk dat ik in songs en films ben gaan oefenen ze niet meer te hebben. Dat hebben veel kunstenaars. Een beeld hebben van wat er gaat gebeuren en dat articuleren om jezelf ertegen te beschermen. Het demaskeren van angst. Ik heb angst leren kennen als mijn makker. Toen ik jonger was, vond ik dat een taboe. Nu zie ik dat angst mij waarschuwt, een signaal waar ik iets mee kan: be aware, wees waakzaam. Ouder worden is een louterend proces, veel mooier dan ik me ooit had kunnen voorstellen.»
«Ik ben duizend keer ouder dan jullie, maar soms denk ik over iemand: verrek jong, je bent vijfentwintig maar je bent een oude lul. Waar heb je het in Godsnaam over? Verzekering? Pensioen? Hoezo zekerheden? Wat is dat voor een flauwekul. Als er iets bedreigend is dan zijn het zo'n zekerheden. Wat heb je als mens nodig? Iemand die van je houdt. Een boterham, maar toch geen twintig boterhammen? Streven naar meer en naar macht is vreselijk, absurd. Met zo iemand wil ik niet op vakantie.»

Veto: U wil niet op zeker spelen?
Van Veen: «Het leven gaat om ervaren. Constant op één of andere manier een zeil te zijn van een schip omdat je de wind niet wilt missen. Want die vertelt hoe snel je ergens kan zijn en hoe spannend het wordt. Wil je weten wat voor een land het is, ga er dan niet naar toe. Wil je ervaren wat voor een land het is, ga er dan naar toe. Ruiken, voelen, horen, proeven: basale begrippen. Als dat verdwijnt door weten of door vermogen dan heb je een enorm probleem.»
«Ik ben muzikant, violist, dat is mijn vak, daar heb ik voor gestudeerd. Taal is voor mij ritme en melodie. Ik schilder als muzikant. Ik kijk met mijn oren en ik hoor met mijn ogen. Het is empathie met de omgeving: zo schrijf ik, zo schilder ik, zo praat ik. Ze hebben niet aan die boom daar gevraagd of dit gebouw hier mag staan.»

Veto: Het lijkt alsof u een afkeer heeft van de exacte wetenschap.
Van Veen: «Neen, helemaal niet. Ik heb net een boek gelezen van die knakker Stephen Hawking. Prachtig! Ik kan het nauwelijks volgen, als een schooljongen ploeter ik erdoorheen.»
«Goede wetenschappers weten één ding heel goed: dat wat ze begrijpen niet te vertrouwen is. Wetenschappers zijn grensverleggers en dus muzikanten. Vanochtend stond in de krant dat er twee gasbellen zijn gevonden in de kosmos. Die zijn zo groot dat iedereen eroverheen had gekeken. Dat vind ik zo fascinerend. Dat brengt mij bij God ofzo: een begrip te groot om te begrijpen. Wetenschappers zijn mijn maten: spannende jongens.»



Dit artikel verscheen op maandag 15 november 2010 in nummer 07 van jaargang 37.



Geert Janssen