Nieuwsblad vh Noorden
JACQUES J. d'ANCONA

Herman van Veen: nieuwe cabaretier

15 oktober 1976

Gebeurtenis: „Herman van Veen en Andermans in de pijnshow".
Plaats: Oosterpoort in Groningen.
Teksten: Herman van Veen, Rob Chrispijn.
Met: Herman van Veen, de musici Erik van der Wurff, Ger Smit, Harry Sacksioni, Marlijn Alsters en Hans Koppes.
Belichting: Gerard Jongerius,
Geluid: Hans van der Linden.
Publiek: kleine 1200 (uitverkocht, ook vanavond en morgenavond).


Van die intense, fysieke aanwezigheid van tien jaar geleden over bochtige slingerpaden richting Maatschappij: Herman van Veen onderweg. Entertainer, amuseur, fantast, acrobaat — streep maar een paar begrippen weg uit de rij. Er is een nieuwe cabaretier opgestaan. Met uiteenlopend materiaal, weliswaar, ook met een portie teksten die we al kenden, maar heftig mikkend op confrontatie en identificatie.

De grote tovenaar uit het theater roept zijn fabuleuze talenten schijnbaar moeiteloos op. Alles is er weer: het prachtige tzingen. het lijfelijk typeren, Herman als violist, als harmonicaspeler, trommelaar, de ververhalenman met, vreemde spraakjes. de rare lach, bizarre danspassen. En technisch is hij opnieuw omgeven door de knapste composities in geluiden, muziek, licht en beelden. En gelukkig, men heeft zich kapot gewerkt in de Oostcrpoort om het zo goed mogelijk tot zijn recht, te laten komen.



Bij Van Veen is het effect functioneler geworden, dienstbaarder. Zijn show is toegegroeid naar een doorlopend ideeënprogramma, waarin smeed- en voegwerk de plaats inneemt van het enkele nummer.
Steeds meer ballast is overhoord gestoten. Herman van Veen wordt harder, directer en persoonlijker, juist doordat hij het amper meer over zichzelf heeft. Het gaat over ons, over de wat, belazerde situatie van onvrede met het leven. Met het tekstboek ter hand (nog wel), omgord door een sjerp met zwarte trossen, woelt hij los wat er mis is met hen die de dans wel en niet ontspringen. In het zonlicht vertoevend wil hij de schaduwzijde boven brengen.

,,Belast met roem en haast, door eigen stomme schuld, schijt, ik balen", zegt hij ergens. Tamelijk duidelijk.

Als Van Veen de glazen uit een. schertsbril gepeuterd heeft, betekent dat zijn uiting van twijfel aan ons bezigzijn. Positief gezien heet dat relativeren. Negatief bekeken is het een doodklap, zo laat, hij ons weten.
Dat klinkt bloed-serieus, maar er valt best iets te lachen. Met name wanneer Van Veen de zaal meekrijgt als massapsychiator en de mensen met klappen en schreeuwen de suggestie aanbiedt van een vlotte bevrijding van angst en frustraties. Dat leidt in het tweede deel tot hilariteit en een opzet van de all together sfeer die hij scheen te hebben afgezworen.

Hij opereert minder onstuimig en jofel. Het wilde feest van vroeger is voorbij. Ongetwijfeld zal een doel van zijn publiek niet meer bijtekenen. Maar even zeker schuiven anderen aan. Zo is het steeds geweest. Herman van Veen kun je nooit verwijten dat er bij hem niets gebeurt.



JACQUES J. d'ANCONA