AD
Albert Kok

"Wel dwaas en ironisch, maar nooit cynisch"

"Kleinkinderen, ik had er veel eerder aan moeten beginnen"
15 okt 2011

Tot twee keer toe wist hij zijn gezin niet bijeen te houden. Dus Herman van Veen zal thuis heus wel eens een steekje hebben laten vallen. Toch draait veel in het leven van de 66-jarige zanger, clown en cabaretier om het geluk waar kinderen recht op hebben, En het geluk dat kinderen hem geven.


"Aan het einde van het gesprek leunt hij achterover: „Je praat met een dankbaar mens. Ik kan me over van alles druk maken, maar ik word nooit bitter. Waar een ander een moeilijkheid ziet, zie ik een mogelijkheid. Dat heb ik van mijn vader. Hij had een geweldige levensvreugde. Op zeker moment kocht hij een piepklein stukje land. Hoorde ik mijn oom misprijzend zeggen: 'Land? Wat nou land?' Waarop mijn vader zei: 'Goed, het is niet groot. Maar weet je wel hoe hoog het is?'"

Net als zijn vader beschouwt Herman van Veen zichzelf als een optimistische realist. Iemand ook die liever de schoonheid van het leven benadrukt dan de lelijkheid. Maar noem hem niet naïef. Of dromerig. Een voorzichtige suggestie in die richting, naar aanleiding van zomaar een liedje in zijn huidige show over zijn kleinkinderen, doet hem bijkans ontploffen. Nou ja, voor zijn doen dan, want ook in gewone doen is de 66-jarige entertainer doorgaans de beminnelijkheid zelve. „Dat zie ik dus helemaal niet," dient hij van repliek. „Als ik vertel of zing over het geluk van twee prachtige kleinkinderen, dan heeft dat toch niks met dromerigheid te maken? Ik maak een persoonlijke, grotendeels autobiografische voorstelling. Ik vertel dingen in een andere orde, ik verteken de werkelijkheid, maar alles blijft gebaseerd op de wereld die ik ken en waarover ik dus kan meepraten. Daar is niks irreëels aan."

Aanleiding voor het gesprek is een tournee die hem binnenkort naar Carré brengt. Van 28 oktober tot en met 10 december is hij te zien in het Amsterdamse walhalla voor artiesten. Al bijna vijfhonderd voorstellingen heeft hij daar sinds 1971 gespeeld. Niemand die hem dat nazegt. Vandaar dat hij het leuk vond om over zijn herinneringen een boekje te schrijven, Naar Carré, biografie van een reis, dat komende maandag verschijnt. „Omdat ik het eng vond om zomaar het toneel op te lopen," schrijft hij over zijn debuut, „had ik besloten van achter uit de zaal op te komen." Daar, tussen de gordijnen ving hij een gesprekje op van toenmalig Carré-directeur Karel Wunnink. „Ik hoorde hem zachtjes zeggen, terwijl het zaallicht langzaam uitging en zij niet wisten dat ik achter dat gordijn stond: 'Ik heb er een hard hoofd in'."
De schade bleek mee te vallen. Van Veen kreeg jubelende recensies en mocht na die eerste keer nog vaak terugkomen.
De avond voor het interview staat hij in schouwburg De Meerse in Hoofddorp. Hij is op dreef als troubadour, muzikale duizendpoot, wereldburger, zanger, verteller, clown en nog veel meer. En het publiek hangt aan zijn lippen. Zoals bij het door bijna iedereen zachtjes meegezongen liedje dat al weemoedig stemde toen hij het een jaar of veertig geleden voor het eerst zong: Hilversum 3 bestond nog niet. Dit is de Herman van Veen zoals zijn fans hem graag zien - als de man die geniet van wat hij heeft en die inderdaad dankbaar is voor wat hij kreeg.

Op het toneel wordt hij omringd door mensen met wie hij in sommige gevallen al tientallen jaren samenwerkt. Zoals Erik van der Wurff, de pianist die hij leerde kennen als student op het conservatorium in Utrecht. Ze speelden in die tijd op bruiloften en partijen, om hun studie te bekostigen. Met Edith Leerkes trekt hij ook alweer bijna twintig jaar op. Zij begeleidt hem op haar gitaar, hij begeleidt haar met zijn zang. „Wij vieren elkaar. Dat noem je vriendschap. Het is gewoon aangenaam datje blij bent als je elkaar weer ziet."

Hij is trouw aan mensen. Zelfs als hij bij ze weggaat. „Op de kleuterschool werd ik voor het eerst verliefd. Op Marijke. Met veel liefde en geluk groeiden we samen op. Om ergens onderweg te ontdekken dat we andere mensen waren geworden dan we dachten te zijn. Tot op de dag dat we trouwden zou ik onderwijzer worden. Iemand met wie een regelmatig leven mogelijk was en die elke avond keurig om 6 uur aan tafel schoof. In plaats daarvan ging ik het theater in en kwam ik thuis als vrouw en kinderen al op bed lagen. Dat we uit elkaar waren gegroeid, betekende op zeker moment het einde van ons huwelijk. Maar het betekent niet dat je in de ander niet meer de persoon kunt zien op wie je ooit verliefd was geworden."

Na de scheiding van Marijke, die hem zoon Valentijn en dochter Babette schonk, kreeg hij met zijn tweede vrouw, de actrice Marlous Fluitsma, nog twee kinderen: Merlijn en Anne. Toen ook dit huwelijk werd ontbonden, kwam er vanzelfsprekend een hoop agendawerk bij kijken om alle vier zijn kinderen te zien opgroeien, maar toch is dat aardig gelukt, mag hij achteraf constateren. „Wij zijn altijd bij elkaar in de buurt blijven wonen. Pijn kun je stillen, misverstanden kun je oplossen. Op voorwaarde datje allebei bereid bent over je eigen schaduw heen te stappen. Ik heb niet de wijsheid in pacht, maar ik kan wel verdomd goed luisteren. Dat leerde ik al tijdens mijn opleiding: als je in het orkest je buurman niet hoort, dan speel je te hard."


Zelf groeide hij op in een gezin waar vader en moeder bij elkaar bleven tot de dood hen scheidde. Maar als hij achterom kijkt, is hij stellig: „Ik heb mijn vader minder vaak gezien dan mijn kinderen mij. Mijn vader werkte van vroeg tot laat. Na het eten deed hij een dutje en daarna dook hij in het verenigingswerk. Juist omdat het voor mij niet vanzelfsprekend was om elke dag mijn kinderen te zien, maakte ik tijd voor hen vrij."

Zijn dochters zijn net als Van Veen in 'het vak' gerold. Babette werd actrice, Anne koos in navolging van haar vader voor de kleinkunst. „Zij zijn totaal verschillend, maar allebei op hun eigen manier ontroerend. Anne heeft van meet af aan consequent naar haar eigen vorm gezocht en toert nu door het land met haar programma Wilde Lucht. Babette fladderde tijdens haar opleiding aan de toneelschool in Goede Tijden, Slechte Tijden. Ook zij heeft het punt bereikt dat ze met haar eigen theatershow, een liedjesprogramma, langs de theaters trekt. Natuurlijk ga ik bij allebei soms kijken. Dan zit ik puur te genieten. Zoals elke trotse vader dat zou doen. Mijn analytische vermogen laat mij dan even helemaal in de steek."

Zijn zoons staan niet in de spotlights. Merlijn, de jongste, is geluidstechnicus en werkt mee aan vaders huidige show; Valentijn werkt bij een bank. Of dat laatste niet heel ver van hem afstaat? „Welnee," zegt hij afwerend, „ik ben behalve artiest ook ondernemer. Harlekijn is een klein, niet gesubsidieerd bedrijf in de wereld van de kunst. Het ondernemersbloed loopt bij ons net zo goed door de familie. Van vaderskant had ik een grootvader die zakenman was en mijn moeder komt uit familie van marktkooplui. Ik ben niet vies van geld. Het biedt mij de mogelijkheden om te doen wat ik wil doen."

Intussen is hij alweer bijna een kwart eeuw samen met Gaëtane, een danseres uit Wallonië die hij leerde kennen bij televisieopnames. In een Belgische krant vertelde hij kort nadien hoe van het één het ander kwam. „We zochten nog een aantal danseressen. Daarvoor contracteerden we het Roland Ballet. Gaëtane was een van die danseressen. Haar gemoed was toen niet echt vrij. Net als ik ging ze door een sombere periode. Toch viel ze me meteen op. Toen ik haar door de gang zag gaan, hoorde ik Du bist die Ruhe van Schubert in mijn hoofd. Op dat moment wist Gaëtane nog in de verste verten niet wie ik was. Herman van Veen behoort in Wallonië niet zo tot de parate kennis, weet je. We zijn langzaam naar elkaar toe gegroeid. Op een keer voerde ik Gaëtane naar Brussel. We namen afscheid en ik reed naar huis, dacht ik. In mijn achteruitkijkspiegel zwaaide Gaetane naar me, met haar linkerhand, net als mijn moeder. En toen wist ik: ik rij van mijn huis weg."

Het moment waarop zij ter sprake komt, valt Van Veen voor het eerst even stil. „Hoe het komt dat ik even geen woorden heb? Omdat ik niet weet waar ik moet beginnen. Gaëtane is de liefde van de hele wereld. Zij weet wat ik nodig heb. Als ballerina zwierf ze over alle continenten. Dus zij heeft weet van het vuur dat in mij brandt. En op dagen zoals deze, weet ze: om 4 uur 's middags ben ik hem kwijt. Dan is hij met zijn hoofd bij de voorstelling."

Op het podium schept hij een werkelijkheid die enigszins van de echte wereld is losgezongen. De waan van de dag dringt slechts sporadisch in de voorstelling door. Na het politieke gehakketak tussen Wilders en Rutte tijdens de Algemene Beschouwingen vroeg hij zich af 'hoeveel zonsondergangen je nodig hebt om zo'n miserabel debat weer te kunnen vergeten'. „Ik ben nooit cynisch," zegt hij ten overvloede. „Ironisch, ja. Dwaas, ja. Merkwaardig, ja. Wonderlijk, ja. Nooit cynisch. Omdat cynisme leidt tot apathie en machteloosheid. Daar zie ik geen vreugde in. Ik zoek het licht. Altijd. Overal."

Buiten het theater is hij al van jongs af aan bezig met de rechten van kinderen. Zijn vader spoorde hem daartoe aan. „Ik woonde nog in het ouderlijk huis, zat nog op school, toen mijn vader op een avond zei: 'leuk dat voetballen, leuk die muziek, maar we gaan er wel iets bij doen, iets voor andere mensen'. Hij wees erop dat ik er niet geweest zou zijn zonder de voedseldroppings van de geallieerden, zonder steun van internationale organisaties. Ik ben in maart 1945 geboren. Nooit meer oorlog, dat was het mantra toen ik opgroeide. Engagement was in die tijd, bij ons thuis, vanzelfsprekend. Zodra ik in de puberteit kwam, vond mijn vader dat ik me met meer moest bezighouden dan mijn eigen pukkels alleen.

„Nadat ik op mijn 17de een artikel over Unicef had gelezen, gaf ik me op als vrijwilliger. Sindsdien ben ik me altijd blijven inzetten voor organisaties die hameren op het naleven van de rechten voor kinderen. Omdat het kleinste kind de grootste aandacht verdient. En omdat kinderen niet voor zichzelf kunnen opkomen. Zij betalen meer dan wie ook de prijs voor wat volwassenen elkaar aandoen. Een kind kan niet - als een pater god weet wat met hem uitspookt - de telefoon pakken en een advocaat in de arm nemen. Het kind mag al blij zijn als het dan door zijn eigen ouders worden geloofd."Twee jaar geleden was hij als gast bij Pauw&Witteman totaal van de leg, toen PVV-aanhangers het niet pikten dat hij hardop twijfelde aan het democratische gehalte van hun partij. Mocht hij daar als kunstenaar, als harlekijn, als paljas dan geen aandacht meer voor vragen?
„In tijden van crises moet je alert zijn," vindt hij nog steeds. „Want juist in zo'n periode kan het ineens heel verleidelijk zijn om te zeggen dat het allemaal de schuld is van anderen. Dan kunnen er krachten vrijkomen die grimmig zijn. Ik zeg: herinner je wat geweest is en denk: hoe kan ik het nu anders doen. Ik loop hier nu 66 jaar rond zonder ooit een oorlog te hebben meegemaakt. Omdat we in dit werelddeel steeds minder met de rug naar elkaar toe zijn gaan staan. Dus ik zeg 'ja' tegen Europa. Volmondig."

Net zoals hij volmondig 'nee' zegt tegen de militaire conflicten die Westerse landen de laatste jaren in het Midden-Oosten uitvechten. Hij haalt een recent onderzoek aan van een gerenommeerd Amerikaans instituut dat onlangs berekende dat Irak en Afghanistan bij elkaar opgeteld iets van 3000 miljard euro zullen kosten: „Ik was volstrekt tegen de oorlog in Irak en ik ben volstrekt tegen de huidige bemoeienissen met Afghanistan. Omdat ik geloof dat er andere prioriteiten zijn. En dan kom ik weer bij de kinderen. De Taliban kan alleen maar bestaan omdat er in Afghanistan analfabetisme heerst. Zorg er verdomme voor dat ze daar goed onderwijs krijgen!"
Hij begint wat onrustig op zijn stoel te draaien. Er wacht een nieuwe voorstelling, de instrumenten moeten worden gestemd en hij weet nog niet helemaal precies hoe hij de avond wil opbouwen. „Het moet altijd ook over vandaag gaan,"legt hij uit „ik wil in het moment zitten."

Als hij overeind veert, valt weer eens op hoe fit Van Veen nog is. Toch hoort de vraag erbij, aan iemand die de pensioengerechtigde leeftijd heeft: hoe lang denkt hij nog door te gaan? „Tot ik omval. Nog steeds geeft dit werk mij meer energie dan het kost. Stampvolle zalen, die je het gevoel geven datje welkom bent - dat houdt me jong. Dit is wie ik ben, dit is niet iets waarmee ik begin of stop. Als ik niet meer zing of speel, dan ben ik er niet meer. En dan? Dan is het gedaan. In een hiernamaals heb ik nooit geloofd. Daar kreeg ik vroeger thuis de kans niet voor. Toen ik aan mijn moeder vroeg wat er na de dood kwam, zei ze: 'de rekening - voor kist, graf en zerk'."

Voorlopig gaat Van Veen er vanuit dat hij op de helft zit. Alle tijd dus nog om zijn kleinkinderen te zien opgroeien. „Als je eigen kinderen jong zijn, heb je naast de vreugde pok de zorg. Gaat het goed? Zal het goed blijven gaan? Ik liet me als vader niet in de luren leggen. Afspraak was afspraak. 11 uur thuis is niet 5 over 11 thuis. En als het toch gebeurde, moest je bij mij met een verdomd goed excuus komen, zoals: 'Sorry, maar ik had er niet op gerekend dat ik vanavond verliefd zou worden'. Ook bij het huiswerk zat ik er bovenop. Hoe laat ga aan je huiswerk beginnen? Ik denk om om 7 uur. Dacht je om 7 uur? Of begin je om 7 uur?"

Bij zijn kleinkinderen heeft Van Veen een andere, meer ontspannen rol. Soms is zelfs onduidelijk wie hier de opa is en wie het kind. Dan gebeurt het dat hij 's ochtends voor de spiegel zijn gezicht inspecteert, mompelend: 'Mm, gisteren was mijn neus groter dan vandaag'. Om ondertussen vanuit zijn ooghoeken te genieten van een verbijsterde peuter. „Ze zijn zo volstrekt vertederend; ze raken me in al mijn vezels. Kleinkinderen, ik had er veel eerder aan moeten beginnen "


Naar Carré, biografie van een reis verschijnt komende maandag. Herman van Veen staat van 28 oktober t/m 10 december in Carré en trekt daarna tot eind mei 2012 door het land.



Albert Kok