de Volokskrant
RUUD GORTZAK

Van Veen is nooit "in" of "out" geweest

15 sep 1992

DEN HAAG - 'Het was een feestje', zegt Herman van Veen, 'een aardigheidje'. Hij heeft het over de drie jubileumconcerten -die hij gaf ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum en de even lange samenwerking met een grammofoonplatenmaatschappij. In Den Haag zong hij popclassics, stukken van anderen. 'Het zijn songs die in het verleden een betekenis voor mij hebben gekregen, of dat nu bij de geboorte van een kind was of iets triest. Nummers van Queen, Jacques Brel, Lennon en McCartney, Jonasz, Elton John en een paar eigen stukken, om niet op te vallen.'


Zesduizend man publiek, ministers, staatssecretarissen, vip's en gewone burgers, kwamen luisteren. Het concert wordt in november uitgezonden door de VARA-televisie. En het programma is op compact disc de wereld ingestuurd. 'Ben ik in het theater in populariteit voorbij gestreefd door Freek de Jonge en Youp van 't Hek? Jij zegt het. Ik weet het niet.'
Herman van Veen schuift ongemakkelijk op de bank heen en weer. Hij voelt zich, zegt hij, in de verdediging gedrongen. Dat is hem vaker overkomen. Hem is in het verleden verweten dat zijn programma's inhoudelijk weinig voorstellen. Dat hij zich als authentiek talent vergooide aan de minst eisende fanclub. Dat hij lastig te identificeren is en verstrikt is geraakt in een zelfgesponnen web van vaagheid. Dat hij zweverig was, verward.

'Ach', zegt hij, 'als ik tien kritieken krijg dan zijn er acht fantastisch en twee verrot. Het zijn altijd de uiterst linkse en uiterst rechtse kranten die het niks vinden. Een jubelende recensie in het Franse communistische blad l'Humanité? Die vind ik niet uiterst links. Het is eerder een humanistische Krant met een duidelijk politiek stempel dan een extreme krant. Maar zullen we het over mijn vak hebben?'
Hij produceert een kort lachje en wacht af. Argwanend. Hij weet het, jnensen zijn voor of tegen. Dat is al Jaren zo. De ëne criticus schrijft 'wat een sentimentele ellende, wat een in glitter verpakte armoe', de ander heeft het over 'de begenadigde tovenaar'. En Van Veen zegt: 'Ik ben nooit in en nooit uit geweest. Ik was nooit een trend, dat is ongemakkelijk. Er is de afgelopen jaren wel het een en ander gebeurd, maar ik heb al die jaren een eigenzinnige koers gevaren. Dat was vaak impopulair en dat zal het wel weer worden.' We praten over de oorzaak. Van Veen zegt: 'Je moest in het verleden voldoen aan, zeg maar, allerlei macrobiotische normen. Daar heb ik me nooit Iets van aangetrokken. Er zijn tijden dat je zo kunt formuleren dat het helder overkomt en op andere ogenblik- ken ben je wat sprakeloos. Dan kun je hiet zo duidelijk je verontwaardiging of Verbijstering vormgeven.'

Op kwade toon bestrijdt hij de veronderstelling dat hij zich als cabaretier niet duidelijk heeft gemanifesteerd. 'Ik neb nooit in de traditie van de cabaretier gewerkt. Ik ben vooral een muzikant. Ik benader theater veel meer Vanuit muziek dan vanuit taal. Ik ben nooit bezig geweest met haarscherpe maatscnappelijke analyses., wat vaak wel zeer gevraagd was. De trend van het moment heeft me nooit geïnteresseerd, dus werd ik verdacht.

'Zweverigheid werd me voor de voeten geworpen. Dat vind ik nog altijd een van de merkwaardigste verwijten. Daar weet ik nauwelijks raad mee. Ik kan er nu nog niet op te reageren. Ik heb vaak de indruk dat als mensen iets in mijn programma niet begrijpen zij het heel snel onduidelijk vinden. Maar er is toch geen pasklaar antwoord op de sores waarmee we dagelijks worden geconfronteerd. Ik vind het razend moeilijk daar een vorm voor te vinden.

'Natuurlijk probeer ik dat wel. Ik speelde een keer in Neurenberg. De oorlog was veertig jaar voorbij. Er was een groot concert georganiseerd. Er zaten tienduizend mensen in de zaal. Uit alle landen die bij de Tweede Wereldoorlog betrokken waren was iemand uitgenodigd. Uit Polen, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije kwamen documentairebeelden die zo verschrikkelijk waren dat geen zinnig mens daar lang naar kon kijken. Daarna trad er een zanger op die daar dan over zong. 'Mijn optreden zat een beetje achter in het programma en ik had een strot als een riolering. Ik kon absoluut het toneel niet op. Ik had zoveel lijken gezien, zoveel verbijstering. Toen heb ik als een razende een groot vraagteken op een bord getekend en ben op het toneel gaan staan. Dat was geen geweldig optreden, geen zangprestatie van de eerste orde. Maar het was wel zoals ik het voelde.

'Misschien viel Herman van Veen op dat moment wel tegen, maar ik heb altijd dat gedaan waarvan ik dacht dat het juist was. Ik wil als zanger, of als muzikant, of als dichter voor mijn part, vorm geven aan datgene wat me raakt. Soms lukt dat fantastisch en soms ben je dus letterlijk dat vraagteken. Redelijk vaag? Als je niks snapt van wat ik nu zeg, dan ben ik inderdaad weer dezelfde vage man. Dat is vreselijk, want dat betekent dat er geen communicatie meer is tussen de vent die hier zit en de man die er naast zit. 'Ik was voor mijn vakantie al een tijd op tournee door Duitsland. Door wat er nu in Duitsland gebeurt is mijn hele voorstelling op zijn kop gezet. Tijdens de vakantie heb ik een heel mooie monoloog geschreven over onze verwachting toen de Muur viel.
Daarin vertel ik het fictieve verhaal van een man die auditie doet voor de musical Honecker. Ik lees de tekst en dan sluit het doek bijna. Dat doek blijft een stukje open als teken dat er nog een opening is. Dat pakt je of dat pakt je niet. 'In de tijd van de kernraketten heb ik Lubbers een telegram gestuurd en gezegd dat het probleem niet zo ingewikkeld is als men denkt. "U hoeft alleen maar als christen te reageren, dan kunt u nooit gewetensproblemen hebben." Maar op het toneel zing ik dan; Er lopen kletsnatte clowns in een optocht door de stad. Dat waren voor mij de 350 duizend mensen waar ik er zelf een van was. Clowns, gehuurde jojo's. En ik heb me van harte laten huren voor die affaire.'

Van Veen toert nu weer door Duitsland. 'Ik zing er een lied over mensen die de leeftijd van mijn ouders hebben en alsnog in het concentratiekamp sterven. Dat zong ik niet op mijn feestje. Daar bracht ik The fooi on the hill. Niet omdat ik die fooi ben, maar omdat ik het een mooi liedje vind.'


Ruud Gortzak