de Telegraaf
Peter Liefhebber

CARRÉ EET UIT HAND HERMAN VAN VEEN

15 september 1986
Met andere echte grootheden van het theater heeft Herman van Veen één ding gemeen: hij is een genre apart en dus, gelukkig voor hem, ongrijpbaar. In ons land mogen we er een handje van hebben iedereen in een duidelijk afgekaderd hokje te willen stoppen — en derhalve enige last ondervinden van Van Veens succesvolle pogingen zich daaraan te onttrekken — ook elders heeft deze clown/entertainer/zanger/danser/dichter/ schrijver verbazing opgeroepen vanwege zijn vele buiten de oevers tredend talent.


Zijn nieuwste show is van deze klasserijke veelzijdigheid weer een gave demonstratie, en ik heb zelfs de neiging om Van Veen beter dan ooit te noemen. Het volle Carré at in ieder geval uit zijn hand, en ik at graag mee, al gauw vergetend dat ik eigenlijk van plan was chagrijnig te zijn omdat ik op mijn buiten-bovenplaats niet alles naar wens kon zien.


Overdonderd


Het is altijd moeilijk om je precies te herinneren wat iemand in de loop van zo'n lange reeks jaren heeft gepresteerd (al weet ik nóg nauwkeurig hoe volstrekt overdonderd ik was door Van Veen's van leven spetterende eerste programma, nu bijna twintig jaar geleden), maar ik durf het er toch op te houden dat hij zichzelf heeft overtroffen.


Wervelend


Toch valt er weinig nieuws over te melden. Zijn rijke gaven zijn bekend: fijnzinnige muzikaliteit en een fraaie stem, het vermogen om heel eigen getinte liedjes op een onvervreemdbaar eigen manier te brengen, de zwierige, beheerste kracht waarmee hij ieder podium en ook iedere zaal weet te vullen, de speelse huppelighcid die hem ook als sterk kalende veertiger nog steeds niet misstaat. En dat alles brengt hij in stelling om een bonte, wervelende show te presenteren, waarin uit het niets opduikende slapstick zich harmonieus mengt met momenten van verstilling en bezinning.

In dit geval wenst Van Veen het publiek nadrukkelijk te confronteren met dat zo ongeveer engste onderwerp van alle, als voorheen melaatsheid uit onze samenleving gebannen: de dood.

Hij doet dat met dat curieuze mengsel van lichtvoetigheid en diepe ernst dat bij hem past en waarin hij steeds weer uiting geeft aan zijn bewogenheid met het verschijnsel mens en diens problemen. Meer dan ooit heeft de kunstenaar Van Veen hierbij de moralist Van Veen in de hand: nergens verhult hij zijn betrokkenheid bij kernvraagstukken als leven en liefde, oorlog en vrede, honger en dood, maar hij vertaalt dat magnifiek in artistieke beelden, waarbij het publiek zeker niet op een makkie moet rekenen.

Toch sluit ik niet uit dat niet iedereen is gediend van de bijna sacrale stommigheid die in zijn optreden is verpakt en dat Van Veen, door een andere bril bekeken, wat zwaar op de hand gevonden kan worden. Hoe dan ook, hij creëert in de zaal een sfeertje van meedoen en saamhorigheid dat, beeld ik me in, velen wat moediger en positiever gestemd de straat opstuurt.

Natuurlijk valt er altijd wel wat te zeuren, maar bij zo'n overwegend uitnemende prestatie wordt dat spijkers Op laag water zoeken. Het enige dat me van het hart moet, is dat ik werkelijk nooit goed begrijp waarom artiesten vaak iemand uit het publiek uit de anonieme massa lichten om wat extra grappen te kunnen lozen. Al is het nog zo goedmoedig bedoeld en zachtaardig uitgevoerd, ik denk dat de meeste slachtoffers zich behoorlijk opgelaten voelen. Ik heb de neiging dit storende gebruik onder te brengen in de catogerie machtsmisbruik.

Verder geen kwaad woord over dit programma, dat wordt geschraagt door voortreffelijke belichting en de dito muzikale begeleiding van van Erik van der Wurff, Nard Reijnders, Chris Lookers en Cees van der Laarse.



Peter Liefhebber