AVRO/TELEVISIER
John Frijters

HERMAN VAN VEEN:
Volkomen van binnen uit

14 mei 1991

Herman van Veen (46) heeft een miljoenenpubliek, dat met hem meeleeft, meebeeft, mee-zingt en meeluis-tert naar de oor-verdovende stilte die de Utrechtse Tijl Uilenspiegel van deze tijd wil toveren. Nauwelijks is de aankondiging van zijn nieuwe theatershow geafficheerd, of mensen krioelen als muizen rond de kassa om ook een stukje van Hermans theaterkaas te bemachtigen. Zaterdag zendt VARA-tv hoogtepunten uit van zijn jongste theaterproramma.


Of het nu gaat om theaters in Nederland, Vlaanderen, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Liechtenstein, Japan, Frankrijk of Engeland, maakt niet uit. Altijd is de vraag naar plaatsen groter dan het aantal entreekaarten. Zelfs de Verenigde Staten scharen zich, zij het aarzelend, in de rij van het almaar groter wordende publiek dat Herman van Veen op handen draagt. Heeft hij een recept, een formule, een kunstje waardoor hij zich één van 's werelds grootste theaterperformers mag noemen? Nee, niet echt. De cabaretier, zanger, danser, schrijver, producer, acteur, componist, clown, regisseur en ambassadeur van het goede speelt wie hij is. Herman van Veen doet alles met het hart op de tong, volkomen van binnen uit.


Broadway


Amerika wierp schijnbaar onoverkomelijke drempels op voor Herman. Zijn eerste poging om Broadway te veroveren leek aanvankelijk op een regelrecht succes af te stevenen. De eerste week waren alle shows tot en met de laatste stoel uitverkocht. Op het moment dat Van Veen en de zijnen op het punt stonden om aan een nieuwe serie shows te beginnen, verscheen een vernietigende recensie in de New York Times. "Het geeft niet wat ze over je schrijven, als ze maar over je schrij-ven", zeggen we in Nederland. In Amerika ligt dat anders. Daar hebben recensenten de macht om door middel van nietsontziende kritiek de publieke belangstelling tof nul te reduceren. Her-man besloot resoluut te kappen met de plannen voor een langer verblijf op Broadway. In de Nederlandse pers heette het weloverwogen besluit een nederlaag; Herman van Veen zou op de rand van de afgrond balanceren.

Nog geen tien jaar later echter oogstte hij in Chicago louter jubelende kritieken en haalde hij de voorpagina van de New York Times, die hem eerder zo slecht gezind was. Van Veen haalde die eerste bladzijde omdat hij op uitnodiging van de Verenigde Naties in New York tijdens de Kindertopconferentie het liedje "Genoeg" zong en een boom plantte in de tuin van het gebouw van genoemde instantie. Hij zei bij die gelegenheid: "Een boom zie ik als een symbool van groei en ontwikkeling. Miljoenen kinderen in deze wereld hebben weinig of geen kansen op ontplooiing; zij hebben geen wortels, geen gezonde leefomgeving. Als iedereen dit symbolische gebaar overneemt, ontstaat een bos. Een bos van gedachten en activiteiten waaruit projecten kunnen voortkomen ten behoeve van alle kinderen. Projecten vooral op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg."


Ambassadeur


Hermans begaan-zijn met kansarme kinderen in de hele wereld is hartverwarmend. Sinds 1965 is hij goodwill-ambassadeur voor Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties. Bovendien zet hij zich in voor de Stichting Foster Parents Plan en is hij mede-oprichter van de Stichting Colombine, een organisatie die iets doet aan mensonwaardige omstandigheden, ver weg en dichtbij huis. Dit sociale aspect in combinatie met zijn vakmanschap brengt hem nu dus ook in Amerika daar waar hij behoort: aan de top.

Roger Hendriks, Van Veens secretaris bij Harlekijn Holland: "Herman ontwikkelt zich natuurlijk ook als mens en daardoor als performer. Vroeger sprong hij op het toneel rond uit een soort onhandigheid; hij zocht een masker, waarachter hij zich soms, uit een behoefte aan veiligheid, terugtrok. Dat masker heeft hij langzaamaan steeds meer laten vallen. Nu staat daar een mens, een artiest, die het aandurft om zich weerloos op te stellen tegenover zijn publiek. Hij is iets stiller, rustiger geworden. Dat heeft er misschien toe bijgedragen dat men hem in Amerika beter begrijpt. Dat hangt met elkaar samen."


Meisje van zestien


Hoe het ook zij, Herman van Veen doet alles wat hij doet, vanuit zichzelf. Hij werkt met razend en aanstekelijk enthousiasme aan de dingen waarin hij zelf plezier heeft. Hij weigert elke concessie. Is zo'n druk leven wel vol te houden? Herman van Veen: "Van huis uit heb ik een gezond gestel. Ik slaap consequent acht uur per etmaal; in pauzes van voorstellingen kan ik heel goed slapen, al is het staande. Dat leerde ik op school. Elk half jaar zegt de dokter na mijn check-up: .Meisje van zestien'. Ik doe alles met redelijk veel plezier en overtuiging. Ik haal onvoorstelbaar veel energie uit de dingen die ik dagelijks ervaar."

Op 29 augustus 1976 bracht Herman van Veen voor het eerst "De wereld van Alfred J. Kwak" tot leven: tijdens een theatervoorstelling voor het Amsterdams Jeugdtheater in Carré. Vermoedde hij destijds dat er een kans was op de rage die het nu geworden is? "Ik denk niet in formules en probeer niet iets te doen waarvan ik vermoed dat mensen het vast wel mooi zullen vinden. Maar soms zetten mensen ergens een vergrootglas op, kijken daardoorheen en vinden het mooi. Of niet. Alfred J. Kwak is zo'n beetje een spie gel van mij. In Alfreds huid kan ik voorbeelden van dingen die niet kunnen, of dingen die wel mogen of nooit zullen zijn, duidelijker neerzetten. Er zijn stripboeken van Alfred J. Kwak waarvan er enkele op een Japans bureau terechtkwamen. Daar is het initiatief ontstaan om van het stripfiguurtje Alfred J. Kwak een tekenfilmserie te maken."

Herman van Veen en de Stichting Colombine laten een deel van de merchandising rond Alfred J. Kwak, de kleding, door het eerste Colombine-atelier in Tondo, op de Filipijnen, uitvoeren. Behaalde winsten worden opnieuw geïnvesteerd in nieuwe Colombine-ateliers. Dichtbij huis is Colombine ook opbouwend bezig. Uit vorige acties ten bate van de Dr. Daniël den Hoed Kliniek in Rotterdam zijn acht bacterievrije kamers bekostigd voor kinderen die daarmee letterlijk en figuurlijk meer ruimte hebben om beter te worden. Die kamers zijn sinds 19 september vorig jaar operationeel. Daaruit zijn initiatieven ontstaan om kinderen die al dan niet herstellen van een ernstige ziekte, een vakantie aan te bieden in het Colombinehuis, waarvoor de bouwplannen klaar liggen. Het complex zal bestaan uit units die zijn ingericht met attributen uit de landen waar de kinderen vandaan komen (Sri Lanka, Filipijnen, India). Kinderen ontmoeten elkaar dus op verkleinde schaal in een wereldje waar tijd en begrip bestaan voor eikaars culturen en tradities. Kansarme kinderen uit eigen land die nauwelijks een huis hebben, vluchtelingen uit alle werelddelen, doodzieke en herstellende kinderen. Door het bij elkaar brengen van al die werelden ontstaat een nieuwe wereld. Een prachtige bron voor meer begrip onder elkaar.



John Frijters