Algemeen Dagblad
ROLF BOOST

"Harlekijn" danst een stapje verder

14 maart 1968

IN Utrechts diepste en uiterst kronkelige binnenste woont Herman van Veen; in een huis dat leunt tegen dat van Oude Nol, geestelijk vader van Van Z. De politie heeft beiden — op verdenking van moord, respectievelijk medeplichtigheid daaraan een wat kleiner onderkomen verschaft. Daarom is het nu heel wat rustiger in de Oude Kamp. En dat geeft Herman van Veen (23 min één dag) volop gelegenheid bezig te zijn met het enige wat hem — afgezien van vrouw Marijke en de zwarte kat — bezig kan houden: cabaret.


Afgelopen vrijdagnacht zong hij met een groepje mensen onder de vlag van „Werkwinkel" ergens in een hoekje van de Amsterdamse Rai, moeizaam boksend tegen het aanpalende, massale geluid van het feest na het Grand gala. De geestdrift van het volle zaaltje was er niet minder om. Herman van Veen sprong, zong en speelde zich uit het niets als een groot talent. De platenmaatschappij Polydor heeft dat bevestigd door twee nummers van hem — „De neus'' en „Het hondje" — op een plaatje te zetten, dat gisteren is uitgekomen.


„Harlekijn"


Toch is deze jeugdige begaafde al prof in het vak van cabaret, sinds hij vorig jaar het Utrechtse conservatorium afkwam met het Diploma van muziekleraar als een sociale zekerheid op zak. Met enkele andere ex-conservatoriumleerlingen vormde hij de groep Harlekijn.

Hij zegt daarover nu: „Het houdt me van de ochtend tot de avond bezig, ongelofelijk. Het kost enorm veel tijd, van onbekendheid naar het grote publiek. Vooral de zakentoer er omheen houdt me enorm bezig. We . zijn met vijf musici, Floortje Klomp, zijn met vijf .musici, Floortje Klomp, een manusje van alles en ik. We leven ervan. Het gaat wel leuk, soms wat minder".

In zijn conservatoriumtijd — „Op m'n tiende wist ik al: Ik word een clown" — gaf hij met pianist en stu- diecollega Laurens van Rooycn al voorstellingen door het hele land. Herman van Veen: „In twee jaar hebben we toen een basis van relaties opgebouwd. Vorig jaar hebben we al die relaties weer aangeschreven, verteld dat we een, nieuw en groter programma hadden. 'En ze hebben ons weer gevraagd. We hebben nu in drie jaar een publiek opgebouwd; zo'n vierhonderd voorstellingen met gemiddeld een vier-/vijfhon- derd man in de zaal. Dat is toch wel wat".

Zakelijk is het nauwelijks meer bij te houden. Herman van Veen zoekt een impresario: „Maar niet één die over een paar jaar door ons in een grote auto rijdt en ons top de fiets laat zitten. Toch moet je iemand hebben om tegen te vloeken als je ergens voor een .zaal van 1.500 man staat en je hebt de programma's thuis laten liggen".


Wim Kan


Het grote en plotselinge succes van Herman van Veen en Harlekijn wordt geaccentueerd door een brief van Wim Kan die hem in Haarlem heeft zien optreden. Daarin schrijft Wim Kan onder meer: „Waar komt u vandaan" (zou ik willen vragen) en direct daarna „Waar haalt u het vandaan". Uw optreden heeft een geladenheid, af en toe een vreemde felheid, snel opgevolgd door een soort krachtige melancholie. In een klein land, vol van talent, bent u een uitschieter (geloof ik).

Ook in het blad „Tussen de rails" heeft Wim Kan het over Herman van Veen.... „deed me van verbazing en van de lach bijna van mijn stoel tuimelen. Een prachtig talent.."

Over dat veronderstelde talent zou Herman van Veen dagen kunnen praten. De beperktheid van een interview dwingt hem tot een paar kernuitspraken. Zoals deze: „Wat ik wil is een stap verder gaan dan kleinkunst. Het voordeel is dat ik een 'klassieke opleiding heb gedaan: je hebt daardoor gewoon meer expressie-mogelijkheden. De mensen moet in een liedje duidelijk worden gemaakt wat daarin belangrijk is; met gekke muzikale effecten of een goede melodie. De meesten leggen veel te veel de nadruk op alleen de tekst".


Totaal-theater


Die veelzijdigheid in kunnen heeft Herman van Veen al in zijn opleiding bewust gekozen. Hij zegt daarover: „Als je de toneelschool doet ben je acteur, maar als je iets in het theater wilt moet dat op de muzikale toer. meer totaal-theater dus dan alleen cabaret of alleen het toneel. Ik probeer de plezante sfeer aan te geven, prettig te zijn voor het publiek. Het cabaret in het theater is een kijkdoos; de mensen moeten vermaakt worden''.

En daarom is Herman van Veen de clown, de clown die van alles kan — compleet met gave ironische teksten zonder een zwaartillend engagement. En het succes groeit met de dag. Er ligt al een uitnodiging om eind april - begin mei de Nederlandse kolonie in Tokio te vermaken. De Vara heeft voor mei een kleurenproduktie met Harlekijn op het programma staan.


In het Engels


Het past allemaal zonder opwinding in het strakke schema dat Herman. van Veen zichzelf heeft opgelegd. Hij zegt: „ik wil in vijf jaar proberen hier heel wat op te bouwen. En dan wil ik proberen een hele show in het Engels op te zetten; over vijf jaar ben ik ook nog jong. Een show in het Engels ja. Niet om het grotere werkterrein en ook niet omdat het Nederlands geen goede taal zou zijn. Ik vind het alleen 'belangrijk dat een gezelschap eens in het buitenland laat horen dat er in Nederland wel degelijk iets bestaat op amusementsgebied. Net zoals ik het belangrijk vind, dat er voor Nederland iemand heel hard de honderd meter kan lopen".

Wim Kan heeft het goed aangevoeld, Herman van Veen is een bijzondere jongen en dat is ie.