Haarlems Dagblad
JOKE DIEBEN-FRERICHS

Geen artistieke vernieuwingen in nieuwe theatershow

Van Veen: gelikt cabaret

13 september 1986
AMSTERDAM. — Met de publicitaire weerslag van zijn artistieke omzwervingen laten twee kloeke archiefmappen zich gemakkelijk vullen. Geen wonder, want Herman 'Harlekijn' van Veen staat inmiddels alweer bijna twintig jaar op de planken. In soms paginagrote artikelen wordt verhaald over zijn triomfantelijke theaterdebuut in 1967, over het aan verheerlijking grenzende succes in de jaren zeventig, tot aan zijn artistieke verguizing in de vroege jaren tachtig, toen hij volgens critici de grenzen van zijn theatergroei wel had bereikt.


Sindsdien heeft het 'grillige talent' Van Veen zijn heil voornamelijk in het buitenland gezocht. Gisteravond stond hij voor het eerst in vier jaar weer eens in theater Carré, waar hij voor een begeesterd publiek zijn nieuwe, als vanouds naamloze, theaterprogramma in première liet gaan.

De mét hun idool ouder geworden fans kregen een technisch perfect verzorgde show voorgeschoteld, waarin Herman van Veen zich voornamelijk etaleert als een allround entertainer. In een geraffineerde programma-opbouw exploiteert hij vakkundig zijn vele talenten, en blijkt in zijn publieksbenadering nog even ijdeltuiterig en koket als vroeger. Als het zo uitkomt, regisseert hij zelfs het applaus. Van een fris concept of een nieuwe artistieke visie is intussen geen sprake. Herman van Veen brengt een muzikaal hecht onderbouwd cabaretprogramma, dat op een enkel nummer na een vooral amuserend karakter draagt. Het wordt met veel vaart en inzet afgewerkt, dat wel, en zijn nieuwe show zal zijn weg naar zijn trouwe bewonderaars dan ook zeker wel weten te vinden.

Voor de pauze ziet het er even naar uit, dat Herman van Veen — gespind als hij is op de opbouw van een internationale theatercarrière — niet uit is op een nieuwe artistieke confrontatie, maar vooral op het behalen van goedkoop succes in een fragmentarisch opgebouwd programma. Geen conférence wordt behoorlijk afgewerkt, alles verzandt in lawaaierig effectbejag. Maar na kromme-tenen-nummers als de pingpongballenact en Het Journaal, waarin talloze scènetjes met veel geschreeuw en gekke-bekkentrekkerijen aan elkaar worden geregen, volgt dan ineens een met een wél invoelbare tekst ingeleide parodie op 'Nu Zijt Wellekome'. Van Veen, met zijn heftig vibrerende, ietwat hese stem, bezingt dan in een prachtig lied de noodzaak tot herbezinning op de Christelijke Boodschap:


„Armen worden armer, rijken krijgen meer: men doet zo goede zaken al met
uw leer. Uit uw kruis is munt
geslagen, Jezu lieve Heer, sla de
paus de kerk uit als de wisselaars weleer".

Hij krijgt er de handen moeiteloos voor op elkaar.

Het tweede gedeelte van de show kent eveneens nummers van wisselend niveau, ditmaal echter gevat in een hechtere structuur. De vaak compacte conférences zijn nu behoorlijk uitgewerkt, en de overgangen tussen de verschillende nummers verlopen vloeiender. 'Ik? Waar ben je?' laat een humorvolle benadering zien van de vraag, of er nog leven is na een sprong uit de dakgoot; in 'De Disco' wordt het Nederpopniveau gepersifleerd, terwijl 'het spelende kind op de planken' (een omschrijving uit '68) in 'Racket' aantoont, dat hij het betere mimewerk nog steeds voortreffelijk beheerst.

Herman van Veens nieuwe show is gevat in een prachtig lichtdecor van de hand van Rob Munnik en Ronald Sickens de Waal. Muzikaal is de zaak net als in de goede oude tijd prima in orde, dank zij zijn geroutineerde combo met Erik van der Wurff aan de synthesizers, Nard Reijnders op sax, Chris Lookers op gitaar en Cees van der Laarse op bas. Helemaal in het begin van zijn carrière liet Van Veen al eens weten, het onzin te vinden om geheide succesnummers uit zijn programma's te verwijderen. Dat standpunt hangt hij nog steeds aan, getuige slotnummers als 'Hilversum 3 en 'Een druppel later' uit het muzikale sprookje Alfred Jodocus Kwak. De adoratie vibreert zichtbaar door de zaal.



JOKE DIEBEN-FRERICHS