Utrechts Nieuwsblad
Chris Franken

Herman van Veen mijdt Utrechtse schouwburg

"Ik kom wel eens terug als er een nieuwe directeur is"

13 september 1969

UTRECHT — „Mijn jongste werk, een bundel geschrijf, gaat morgen naar de uitgever", zegt Herman van Veen, 24 jaar jong, getrouwd, een dochter van anderhalf jaar, „een einde-kind", zoals hij het trots noemt, „televisieofiel (elke vrije avond kijk ik van half acht tot half elf, gisteren Julia gezien, die negerin met dat kleine jochie, een „einde-meid")." Hij installeert zich gemakkelijk in een hoekje van de espressobar „Harlekino", heel toepasselijk want noemt hij zichzelf niet: Harlekijn.


De grote, paarse harlekijnspet, die zijn lokken tegen de regen moest beschermen, flapt hij naast zich op de stoel. Er doen veel verhalen en geruchten om hem de ronde. Mijn enige houvast is zijn autobiografische introductie in het programmaboekje:

een wit gezicht
een rubber lichaam
clowneske handen
en een veel te grote mond



Hij praat. Twee uur aan een stuk en zegt bij het afscheid: „Wij zouden nog twee maanden hierover kunnen praten." Daartussendoor: „Wat schrijf je netjes" en dan grinnikend:
„weet je als ik een interview heb met een journalist zie ik alleen maar zijn kruin en driftig gekrabbel. Ze kijken me nooit aan. Gek hoor. En als ze dan weggaan, een hand: ,,Nou dag meneer Van Veen" en dan loeren ze al weer in het boekje om het gekrabbel te ontcijferen." Lacht aanstekelijk.

Maar dat geschrijf, die bundel, zijn dat gedichten? „Welnee, d'r zitten wat kleine gedichtjes tussen. Het zijn meer notities, invallen, ideeën voor liedjes, die achteraf niet pasten in bet programma. Maar ze zijn allemaal het noteren waard geweest. Er zijn heel provocerende gedachten bij. De mensen aan het denken zetten, dat is wat ik wil. Conflictsituaties oproepen. Iets liefs en iets hards onmiddellijk daarna."

Met hem op weg naar ons punt van afspraak, had ik eigenlijk verwacht dat hij met drie kwieke radslagen tussen de voorbijrazende auto's door door de straat zou zijn overgestoken waar het einddoel lag. "Ik ben al veel rustiger geworden dan vroeger,"bekent hij. "Als je me twee jaar geleden over het toneel had zien springen."En hij domonstreert de reacties van het publiek. Het heeft iets van de mensen die een tenniswedstrijd volgen. Alle hoofden draaien als op commando van links naar rechts, zij het dan, dat de onderbrekingen die Herman van Veen door zijn wilde sprongen opriep, dat gezapige beeld verstoorden.
In Haarlem zag ik de premičre (dacht ik) van zijn nieuwe programma. Uitverkocht huis. Fijne schouwburg. „Oh, maar dat was de eerste van een serie experimentele voorstellingen," zegt hij.
Wat is daarvan overgebleven?
„Het beste," vindt hij. „We hebben veel vernieuwd. Om te beginnen het orkest: dat bestaat nu uit Tonnie Koning (drums), Laurens v. Rooyen (piano), Herman Meyer (gitaar), Remko Wellerdik (bas), Hans Frederikse (vibrafoon) en Gerard de Vries (souzafoon)."
„Ja, een souzafoon. Zo'n toestand" (wijst met een hand boven het hoofd uitgestrekt) „een heerlijk instrument, hč?"

Hij wil geen keuze maken wanneer ik hem vraag, waar zijn voorkeur naar uitgaat. Heel veel later zal hij pas ronduit bekennen, dat liedjes het moeilijkste zijn. Er is pas weer een nieuwe lp van hem verschenen. ,,Ik ben geen man. die onmiddellijk op de hitparade staat en er vijfduizend per week van verkoopt," zegt hij. „Ik heb het meer van de regelmatige verkoop. Natuurlijk, er zijn van bepaalde plaatjes al zo'n vijfenzeventigduizend exemplaren verkocht. Ach je weet niet wat het beste is. De mensen van Polydor laten me vrij. Ik zing mijn repertoire. Ze weten dat ik geen liedje kan brengen als ik het niet beleef."

Hij herhaalt dat vele malen in het gesporek. Klopt zich heftig op de borst "je moet je hart erin kunnen leggen. Als ik een liedje zing over de dagelijkse sleur , zie ik mijn moeder en mijn tantes en alle andere vrouwen bezig met al die gewone, zich dagelijks herhalende bezigheden, driehonderdvijfenzestig maal per jaar. Als ik dat niet herken of voel, zing ik dat liedje niet."

,,Misstappen gemaakt? Natuurlijk. Die televisieshows. Ik heb wel meer dreunen op het hoofd gehad. In het laatste jaar heb ik veel geleerd. Ik heb in een film gespeeld, die over een paar maanden uitkomt. Groot risico gelopen. Doe ik nooit meer.
Het is allemaal goed gegaan. Het had wel 'n porno-film kunnen zijn." En is het contract al getekend voor de nieuwe studenten-musical?
„Neen," zegt hij heel gedecideerd, „ik heb met die filmbusiness geleerd, dat je op een draaiboek niet kunt besluiten. Ik ben gevraagd om de regie te voeren in die nieuwe studentenmusical, maar ik heb het voorlopig afgewezen. Ik wil tekst, muziek en al wat daarbij komt eerst gezien hebben. Ik leen mijn naam daar niet meer zo gemakkelijk aan."

Overal waar hij komt treft hij uitverkochte zalen. De organisatie. Harlekijn-Holland die er achter staat is daar mede verantwoordelijk voor, Zo'n vijftiental jonge mensen Samend vormendde muzikale leiding de regie, planning en organisatie, publiciteit en fotografie, secretariaat en alle andere beslissende factoren die hier niet genoemd zijn.

„Er wordt hier gediscrimineerd, zegt Herman van Veen, ..daar heb Je geen weet van. Misschien mag je niet jong zijn om succes te hebben. Als je ergens op een buitenpost komt, weten ze niet wie Van Veen is. Dat is de mensen niet kwalijk te nemen. We doen alles zelf. Ik kom een schouwburg binnenstappen met een kist op m'n nek en een of andere vogel zegt tegen mij: Oh, zet hier maar neer, de toneelmeester zorgt er verder wel voor. Dan zeg ik:
Waar is de kleedkamer? En dan sturen ze je naar het loket. Dan zeg ik: Ik ben Herman van Veen, waar is de kleedkamer? En dan moet je zien wat er gebeurt. Daar kan ik alleen maar om lachen. Het komt ook wel voor dat ik eerder dan de anderen ergens in een plaats aankom waar we 's avonds moeten optreden. Dat is een gebeurtenis, in zo'n uithoek. Ik word goed ontvangen, of ik nou een stropdas om heb of niet. Zo'n half uur later komen mijn collega's binnen en daar zijn heel hippe vogels bij. Erg goed gekleed. Die worden dan geweerd. Totdat ze zeggen dat ze bij mij behoren en dan worden ze met allerlei strijkages omgeven."

„Weet je," zegt hij duidelijk geëmotioneerd, „als het er erg vervelend is toegegaan (voor vervelend gebruikt hij een ander woord) staan we demonstratief op en gaan weg."

Die „verdrietige verliefdheid" reageert hij, als een man die een "uitlaat" heeft, of in een liedje of 'n conférence of een gedichtje (zoals nu die bundel bij de uitgever).
"Elke zaal, elk publiek is anders zegt Herman van Veen. „Soms denk ik. wel] eens als het doek omhoog gaat, en wat doe ik nou' als ze allemaal „boeh" beginnen te roepen?" Natuurlijk is hem dat nog nooit overkomen. Wel de afwijzende houding, het: Nou, laat maar eens zien wat je kunt!
„Dat is een prikkel," zegt hij. ,,Wanneer ik ze zo onderuit gezakt en ongeďnteresseerd zie zitten, denk ik wel eens: vanavond ga ik dit liedje erg goed brengen, of ik probeer ze tot reactie te dwingen. De mensen uit hun gezapigheid te trekken, ze stof tot nadenken te geven."

„Licht is ontzettend belangrijk," zegt hij gedecideerd. ,,Goede belichting vind ik eigenlijk alleen in de schouwburgen en grotere theaters. Vandaar ook dat er misschien mensen om mij heen zijn die zeggen: Van Veen die wil alleen maar in schouwburgen spelen, een gewoon theatertje is zeker te min voor hem! Die begrijpen er niets van. Als ik een nummer heb gemaakt en het licht moet uit aan het slot, dan moet dat ook precies op tijd gebeuren. Flats, boem. Als dat te laat is , dan had het doek zelfs niet open hoeven te gaan, dan is mijn nummer weg! We reperteren altijd als we ergens komen. Vooral de belichting, goed instellen zodat het spotje precies op de goede plaats valt.

En dan is er nog een overweging om alleen in schouwburgen te spelen: de ruimte en er gaan zoveel mensen in. We spelen meestal voor uitverkochte zalen. In september wanneer het seizoen weer goed begonnen is spelen we zes avonden van de week. We komen overal. Enschede, Eindhoven, Tilburg, Stadskanaal, Emmen, Elst. Je moet eens zien wat een schouwburgen en theaters dat daar staan. Uitstekend geoutilleerd. Soms spelen we er dagen achtereen. In Utrecht komen we dit seizoen niet, althans niet in de Stadsschouwburg. Daar kom ik wel eens terug als er een nieuwe directeur is! Stel je voor: we konden er een woensdag- en een zondagavond krijgen, met het advies erbij of we het maar niet beter in K & W of in Tivoli konden proberen, want ik was toch nog wel jong en zo. En dat terwijl ik ten minste een week in de schouwburg had willen staan. En die was uitverkocht geweest. Weet je waar we wél spelen? In het nieuwe congrescentrum, een week lang, de laatste dagen van januari en de eerste van februari."

„Het is ook vermoeiend werk, maar ik doe het graag," zegt Van Veen. „Ik ben alleen op zoek naar een plaatsvervangster of opvolgster van Lenny Kuhr. Er wordt bij ons hard gewerkt en veel gelachen," zegt hij tussen twee happen in zijn tosti door. Het meeste plezier heb ik altijd met Toon Hermans. Zoals die keer dat ik hem in het Londense Hilton opzocht. Ik trof hem in de hal en hij zegt tegen mij: Herman, bestel jij even „twee whiskie-eet-on- de-rocks," althans zo klonk het. Hij ging intussen even zijn handen wassen. Hij komt terug en wij zitten te praten. Vanuit mijn ooghoeken zie ik ineens allerlei kerels aankomen, die tafeltjes om ons heen zetten met toestanden erop en een paar man kwamen met grote dienbladen waarop zeker wel 28 glazen whisky met zulke bonken ijs. En Toon zit maar te praten, en die zegt opeens tegen mij: Zeg Herman heb je al besteld? Ik hoefde alleen maar om ons heen te wijzen. We hebben daar onbedaarlijk om gelachen, maar ik weet nou nog niet wat die whiskie-eet-on- de-rocks van Toon is."

Hij geeft toe bezig te zijn aan de voorbereiding van een produktie die zo universeel mogelijk moet worden en waarmee over een jaar of twee, drie het buitenland kan worden bezocht. „Echt leerlingen heb ik niet." zegt hij, „ik help waar ik kan. We hebben ons daartoe in belangengroepen gestoken. Weet je," zegt hij, „als ik niet in deze wereld (van cabaret en zang) terecht was gekomen, dan had ik in de handel willen gaan."


het stof de geur
versleten pluche
een oud gordijn
een blij refrein
mijn naam is Harlekijn