Nederlands Dagblad
HERMAN VEENHOF

Kersvers en 69

13 sep 2014

Van 'godsgeboden' wil Herman van Veen niet weten. Hij spreekt wel graag van 'over water lopen'. Als metafoor van vertrouwen.


Het lege jeneverkelkje past precies op het platte uiteinde van de witgeverfde trapleuning. 'Zo weten ze dat ik er ben', zegt Herman van Veen, terwijl hij het glaasje neerzet. De trap wentelt in de Villa, een vierkant gebouw van gebroken wit en pilaren als zalmroze kaneelstokken. Ernaast staat de Kapschuur, een theatertje van groen geverfd hout en glas. Kapschuur en Villa maken deel uit van Landgoed De Paltz, honderd 'morgen' land, zoals de oude streekmaat heet, net ten westen van het voormalig vliegveld Soesterberg.


Herman van Veen heeft het landgoed bijeengezongen, maar de leenheer houdt het niet voor zichzelf. De natuur wordt gerestaureerd, theater en villa zijn een gaan en komen van vooral jonge mensen, die kunnen kijken, oefenen en verzinnen.

Op 14 maart 2015 wordt hij zeventig, op 25 november dit jaar speelt hij voor de vijfhonderdste keer in Carré, zijn geliefdste schouwburg, en nu al is er een nieuwe cd: Kersvers. De teksten zijn van hemzelf, de muziek is bewust eigentijds. Dat komt door-dat de muzikanten jong zijn, zoals de 24-jarige Marnix Dorrestein, zoon van Edith Leerkes die al heel lang gitaar speelt bij Van Veens optredens.

Edith Leerkes begeleidt ook de cultuuractiviteiten op De Paltz. Ze loopt voorbij met een grijs gebefte zwarte hond. Dat dier is al twaalf, maar nog steeds uitgelaten. Er is niets mis met oudere dames. Het borreltje op de trap wordt niet gevolgd door veel andere, want Van Veen treedt tot eind volgend jaar overal in Nederland op. Fitheid is dan vereist, ook al maakt hij geen snoekduiken meer vanaf het podium en loopt de laatste toegift niet meer uit tot na middernacht.

'Ik ben een man van 69, zie eruit als 69 en gedraag me als 69', zegt hij, intussen veel jonger ogend. Van Veen is ernstig, formuleert duidelijk, markant en combineert een hoog denkniveau met associatief vertolken. Je moet opletten, om te horen wat hij zeggen wil. Zonder opsmuk demonstreert hij wat hij is: per se geen cabaretier, maar een verhalenverteller en liedjesmaker.
Van Veen is zanger, schrijver, muzikant en schilder. Zijn doeken zijn vaak 'monochroom abstract', met grote vlakken en per schil-derij een dominante kleur, die staat voor een stemming. Rood en bruin voor warmte, grijs, zwart en blauw bij verdriet. De lijnen zijn dun en opvallend verticaal.

De laatste vijftien jaar duiken steeds vaker de woorden God en - ietsje minder - Jezus Christus op in zijn oeuvre. In het register achter in het eerste deel van zijn autobiografisch drieluik Voor ik het vergeet (de andere delen volgen nog) staat er achter die woor-den een langer rijtje paginanummers dan bij artiesten en tekst-schrijvers als Jacques Brei, Willem Wilmink, Toon Hermans en Wim Kan.

Van Veen is niet gelovig, dus vallen zijn religieuze reflecties op. Waarom toch? Niemand dwingt dat af. 'Het gaat niet anders. Het religieuze is deel van de verhalen die ik tegenkwam en wil vertellen.'

Zijn tijdsgewricht speelt mee. Iemand van zeventig kijkt met een brok in de keel naar de kleinkinderen, maar loopt ook mee in de dodenmars van elkaar soms snel opvolgende begrafenissen; de ene na de andere leeftijdgenoot valt weg. Het lied 'Uitgerekend' op uw nieuwe cd gaat over alomtegenwoordig internet.
'Ja, vooral over het ongevraagd alles verzamelen. Ik heb een geheim telefoonnummer en een verborgen e-mailadres. Toch krijg ik reclames binnen die gefundeerd zijn op een profiel dat van mij gemaakt is. Als ik van iemand houd, krijg ik aanbiedingen voor vijfsterrenhotelkamers om dat te vieren. Als ik in mijn blootje in de tuin lig en Google Earth ziet dat, stuurt een lingerie- bedrijf mij een aanbieding voor de kleding die ik kennelijk mis. Dat is angstwekkend en ongepast.'

Dan moet u ook geen Facebook-account nemen.
'Dat heb ik omdat je zo wel heel veel mensen bereikt. Het is een soort mededelingenbord. Ik heb er pas een keer zelf iets op geschreven, onder de indruk van de gebeurtenissen dit jaar.'


zomer

zee zon wolken
regen
mollema net niet
robben op de flanken
waanzin in het midden oosten
mensen vluchten op een berg
een jongetje op facebook
met een afgeslagen hoofd
in zijn kinderhand
op een akker lichaamsdelen
kleding koffers speelgoed
de hemel vogelvrij
putin potentaat
uitbraak van ebola
de radio speelt bach


Uw teksten zijn soms moeilijk te duiden, maar die tussenzinnetjes blijven haken. 'De hemel vogelvrij', is dat een inval, of sleutelt u eraan?
'Die invallen zijn er, maar meestal weet ik pas later of een tekst een lied, gedicht of stuk gesproken toneel wordt. Dat vormt zich.'

'En Jezus was een visser, die het water zo vertrouwde' uit het lied 'Suzanne', is ook zo'n begin van een strofe die ieder christenhart sneller doet kloppen. Maar u vertelt in een boek ook een gek verhaal dat juist die strofe tijdens de opname van de plaat in 1969 kwijt was. Was dat echt zo, of wou u een keer af van al die zwijmelende gelovigen?
'Nee, het is echt zo gebeurd. Een ramp, want opnamen toen waren op tweesporenbandjes die aan elkaar werden geplakt. Harde schijven bestonden niet. Een motief om christenen een hak te zetten zou ik nooit hebben. Zo zit ik niet in elkaar. Ik vraag mezelf tijdens het schrijven steeds vaker drie dingen af. Is het waar? Is het nodig? En, is het vriendelijk? Het eerste is het belangrijkst: dat het waar is.

Dat 'lopen over water' zie ik als krachtige metafoor voor vertrouwen. In die zin is het waar, net zoals sprookjes ook waar zijn. Ik vind de Bijbel een prachtig boek met wondermooie verhalen, maar ik wantrouw mensen die hun ethiek en wetten rechtstreeks uit die Bijbel als geboden van God schrijven. Ze hebben de Bijbel dan niet gelezen of niet begrepen.'
'Ik heb de Bijbel gelezen en heb het niet begrepen', schrijft Van Veen in Goeie genade (2007). 'Rosa' gaat over 'kleinkinderengeluk'. Bent u als opa de vader die u had willen zijn?
'Nee, ook als vader heb ik alles met mijn vier kinderen gedaan wat ik wilde en kon. Opa zijn is geen hersteloperatie. Al houd ik mijn hart vast. Ik zou in deze tijd niet graag vader zijn van jonge kinderen, ik zou geen oog dichtdoen. Gelukkig kunnen mijn zoon en dochter dat wel aan. Het liedje heb ik geschreven vanwege mijn kleindochter Lia. Zij is één en zal mij maar een beperkte tijd meemaken.' Herman van Veen hield erg veel van zijn ouders. Of houdt, want voor hem zijn ze alleen fysiek gestorven, kort na elkaar, net voor het millennium. Zijn vader Jan van Veen was typograaf bij drukkerij Bosch die de krant Het Parool maakte. Een klassiek socialist, met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Na zijn dood bleek hij als jonge man tijdens de Tweede Wereldoorlog diep in het verzet te hebben Bernhard persoonlijk later pas in een doosje met bewaardingen. Zijn vader had er nooit over gepraat. Hij was wel elke 4 en 5 mei van de kaart. Drinken, snikken, kotsen. De oorlog was zijn morele meetlat. Foute Nederlanders stonden nog lager dan de Duitse bezetter. Zijn moeder Dien Verhoef - bij wie jiddisch en hugenotenbloed door de aderen stroomde - was klein en warm. Op zijn nieuwe plaat beschrijft Van Veen In het lied 'Allerhande' de talloze func-ties die moederhanden hebben, van zogen tot sprakeloos door-schijnend op een laatste reis gaan. Opa Harmannus van Veen kwam uit Meppel. 'Het was een grote kerel. Hij was handelaar in graan en geurtjes, en pinksterevangelist. Hij bracht geen vrolijke boodschap. Veel hel en verdoemenis. In zijn laatste jaren werd hij door hersenbloedingen verward. Dan sloeg hij op de gordijnen met zijn wandelstok en riep God op tevoorschijn te komen. Mijn moeder spotte wat met zijn geloof, noemde hem 'godsma- joor' of 'christelijk-hysterisch'. Mijn vader geloofde niets, hij was een socialist van de oude stempel. Hij respecteerde zijn vader wel, over geloof werd niet gepraat. Ik zag als kind nog de eindeloze schaakpartijen en daarna de elkaar schuddende grote handen over en weer: 'Gefeliciteerd, jong.' 'Bedankt, pa!' Op mij had hij een traumatiserende invloed. Ik was bang van zijn God. Maar ik heb gedaan wat hij mij had laten beloven: de Statenbijbel die van vader op zoon overging, na de geboorte van een kleinkind door te geven. Hij ligt nu bij mijn oudste zoon Valentijn thuis.'

'Voordat ik het vergeet' bevat een vraag om een belofte, als de mens de regie echt kwijt is: 'Wil je me dan onbeademd een Johnny Walker schenken met een overdosis Klaas Vaak.'
Van Veen: 'Ik heb het over de situatie waarin je niet meer bij je verstand bent of als een pop wordt verzorgd. Ik had een tante die dement was, maar in het verpleeghuis ook nog zo werd neergelegd dat ze naar een blinde muur staarde. Wat ik uitspreek, is een soort codicil dat ik bij me draag als ik mezelf niet meer kan uiten.'

In het verleden uitte u zich juist terughoudend over levensbeëindiging.
<TITLE>'De huiver is vanwege het onomkeerbare. Mijn moeder was echt terminaal ziek en er was een gesprek gepland over wat er moest gebeuren. Ik kon het niet laten te vertellen dat er een eerste ach-terkleinkind op komst was. Daarna was het thema voor haar van de baan. Medisch was het een mirakel. Ze bleef leven totdat we een tv'tje meesleepten en de eerste beelden van het jongetje konden laten zien. Kort daarna is ze gestorven.' In het lied 'Meneer' spreekt u mensen aan die geboden van God vertolken. 'Waar is die God die vindt dat vrouwen niet van vrouwen mogen houden.' Ëen boos lied.
'Mijn dochter Anne is lesbienne. En dat is bij ons en haar nooit een thema geweest. Ik kan niet accepteren dat mensen namens God spreken en dat dan veroordelen. God is een mysterie, Hij is niet kenbaar, vind ik.'

Is dat zo? Misschien laat God zich wel kennen ... U wordt een beetje kwaad, hè?
'Mensen die pretenderen dat ze in naam van God spreken, moeten dat maar eens waarmaken. Dat zegt dat lied. Als zo'n God bestaat, dan zal ik, zoals ik zing 'knielen en een kleedje kopen, voortaan gesluierd gaan en me besnijden, varkenshaasjes laten liggen bier en wijn vergeten kippensoepjes eten, mijn handen vouwen en mijn hele dood en leven aan hem of haar of het toevertrouwen, meneer.'

U doseert keurig gebruiken van zowel christendom en islam.
'Nee, dat is helemaal niet de opzet. Ik zing over het ten onrechte namens een opperwezen spreken. Dat heb je in elke godsdienst.


val van de Muur


Op 29 augustus stond de muzikant in Hardt, bij Mönchengladbach. Kinderen van de basisschool daar wachtten Van Veen op, allemaal gekleed in oranje shirts. De school werd genoemd naar Herman van Veen vanwege zijn activiteit voor Unicef. Maar de artiest maakt er een grapje van: 'Ik ben blij dat jullie een school naar mijn opa hebben genoemd. Die heette namelijk ook Herman.' Unicef is meer dan een naam voor Herman van Veen. Het is lang-durige betrokkenheid, compassie met het weerloze en onschuldige. Dat is ook te merken in zijn liedkunst. In 'Wie' (over mishandeling van het pure) klinkt een bijna smartelijk vibrato. Van Veen begon bij Unicef niet als ambassadeur, zoals menig bekende Nederlander pleegt te doen, maar op zijn zeventiende, als collectant. Pa van Veen vond dat Herman niet op scouting mocht, die leek te veel op de Hitlerjugend.

Een halve eeuw en ontelbare activiteiten later is het aantal kinderen in de knel wereldwijd verdubbeld. Maar houdt moed, vindt hij. Herman van Veen is er vast van overtuigd dat 'als de Rechten van het Kind zouden worden nageleefd het overal vrede op aarde was en in de mensen een welbehagen'.

De schoolnaam tekent de populariteit van 'Fan Feen' in Duitsland. Vanaf het begin van de jaren zeventig trad hij er op, zijn liedjes werden ongemeen goed vertaald door Thomas Woitkewitsch. Ook in de DDR zong Van Veen vaak de verzen die de partijleiders tegen de schenen schopten. In februari 1989 zei hij tegen een volle zaal in Oost-Duitsland dat de Muur snel zou vallen. Wanneer en hoe profeteerde hij niet, maar vergeten werd zijn uitlating niet.
'In Duitsland word ik niet - zoals vaak in Nederland - als cabaretier gezien, maar als Liedermacher. Die term staat in een traditie vanaf de middeleeuwse minnezanger, via de troubadour en de politieke versie daarvan tot de zingende dichters van nu. Ik val in Duitsland in een context die ze herkenbaar en warm vinden.'

Op 9 november is het 25 jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. Vijfjaar geleden maakte hij op die datum een opmerking over de partij van Wilders. Die kwam in de media terecht als een vergelij-king tussen de PW en de NSB; toen waren de rapen gaar. Hij kreeg een lawine van haatmail over zich heen. 'Niet alleen de toon, maar vooral de hoeveelheid verbijsterde me. Maar ik zei, tijdens een wetenschappelijk congres, iets heel anders: "Een beweging zonder leden maar geleid door één man moet uitkijken dat ze niet gaat lijken op de NSB".'


Tijd om te gaan. Hij grijpt opeens de plastic zak waar Nederlands Dagblad op staat, leest, grijnst en declameert galmend: 'de C van Christelijk!' Bij Herman van Veen is het toneel nooit ver weg. ?



Herman Veenhof