de Volkskrant
Patrick van den Hanenberg

Roemrijke televisiejaren van een ziekelijke twijfelaar

13 mei 1989

HET HUIS van Wim Kan en Corry Vonk in Kudelstaart aan de Westeinderplas was een vrijwel onneembare burcht, waar alleen enkele intimi en de regelmatig terugkerende inbrekers toegang vonden. Aan het hek stond te lezen: "Wij wonen hier aan deze kust, voor onze rust! Wij zijn niet op bezoek gesteld, onaangemeld!"
Zelfs toen Peter van Lindonk en Geert Lubberhuizen van De Bezige Bij in augustus 1976 het huis met een roeiboot naderden om de cabaretier feestelijk het boek 40 Jaar Wim Kan met Corry aan zijn zijde aan te bieden, waren zij niet welkom. "Opsodemieteren", riep de woedende Kan de uitgevers toe.



Wim Kan bepaalde de momenten en de manier van contact. Uren aan een stuk sprak hij telefonisch met zijn impresario "meneer Van Liempt", zijn pianist Ru van Veen of ideeënleveran-ciers als Simon Carmiggelt. Of hij eta-leerde zichzelf op het Scheveningse strand ("herkenningsdagjes"), waar hij als ouwe kwajongen zielsgelukkig vandaan kwam, als hij met (bij voorkeur) jonge vrouwelijke bewonderaars zorgeloos door de zee had lopen spatten.

Een goed contact had hij met Frans Rühl, die in 1968 bij hem in dienst kwam. Toen Wim Kan in september 1983 overleed, liet hij Rühl honderdtien dikke dagboeken na: multo-ringbanden volgepropt met dichtbeschreven blaadjes, rechts de gebeurtenissen en links de aanzetten tot nieuwe liedjes en grappen; en krantenknipsels. Met het verschijnen van De Televisietijd 1968-1983 is de dagboektrilogie voltooid. Eerder stelde Rühl Het Birmadagboek 1942-1945 (Arbeiderspers, 1986) en De Radiojaren 1957-1968 (Balans, 1988) samen.
Het beeld van Wim Kan uit De Radiojaren wordt in De Televisietijd verder uitgewerkt. Op het toneel het toonbeeld van kracht, achter de gesloten toneelgordijnen een zielig hoopje mens, bijeengehouden door Corry Vonk. Hij voelt zich bedreigd door de politiek van de grootmachten, de pers en zijn cabaretcollega's.

Over Herman van Veen en Paul van Vliet schrijft hij lovende woorden, maar voor Seth Gaaikema (die er in het eerste deel nog aardig afkwam) reserveert hij louter schimpscheuten: "Om te huilen! Slechte imitatie van Toon en mij, voorturend schaterend om zichzelf. En dan steeds weer die Wim Kan waaraan hij als een dweil gaat hangen, omdat hij eens, al vrij lang geleden, twee, zegge en schrijve twee goeie liedjes voor mij heeft geschreven."

Als de drie delen ooit nog eens in één band worden uitgegeven, kan de titel luiden: Birmadagboek 1942-1983. De jaren in Japanse krijgsgevangenschap in Nederlands-Indië en aan de Birma- spoorlijn hebben veel diepere wonden geslagen dan tot 1971 zichtbaar was. In dat jaar sloegen bij Kan alle stoppen in het openbaar door, toen keizer Hirohito voor een "onofficieel" bezoek ("Dat betekent zelf lakens meebrengen") naar Nederland kwam.

Ondanks alle publiciteit kwam de keizer toch. Sterker nog, bladen als Elsevier, de Volkskrant en NRC Handelsblad keerden zich tegen Kan, terwijl de Groningse polemoloog Röling de sentimentele argumenten van Kan onder het gras schoffelde. Daarop reageerde Kan bitter: "We moeten die man ontvangen wegens economische redenen.

Dat zeggen ze in ieder bordeel." Phonogram weigerde zijn liedje Railroad ("Er leven haast geen mensen meer") op de plaat uit te brengen, omdat de Japanse Philips-vestiging daarvan schade zou kunnen ondervinden.
Zo duidelijk als in de "Hiroklojo"- zaak zal Kan nooit meer stelling nemen. Het irriteert sommigen dat Kan niet onverheeld laat zien waar hij staat in de Nederlandse politiek. Zijn sympathie ligt in de buurt van Den Uyl, maar het gedrag van alle partijen in de campagnes staat hem tegen. Daarom gaan Kan en zijn vrouw, na aanvankelijk nog PSP te hebben gestemd, niet meer naar de stembus.

In 1973 geeft Kan zijn verzet tegen de televisie eindelijk op. Hij wantrouwt de wegwerpmentaliteit en de onzorgvuldigheid waarmee beginnende artiesten meteen tot ster worden gebombardeerd om kort daarna in de vergetelheid te geraken. Met zijn oudejaarsconférence, die een driejaarlijkse traditie zal worden, haalt hij meteen de hoogste kijkdichtheid en , het hoogste waarderingscijfer (8,8) ooit gemeten. De grammofoonplaten zijn niet aan te slepen.

Wim Kan is op het toppunt van zijn roem, maar, de ziekelijke twijfelaar raakt al weer van slag, als zijn dokter zegt dat het "te veel Den Uyl" was. Zijn Kudelstaartse huisartsen ("Medische Engelen") gaan een belangrijke rol in zijn leven spelen. Hij raakt steeds meer geobsedeerd door de dood, zeker als hij zijn generatiegenoten om zich heen ziet wegvallen, zoals Godfried Bomans (1971) en Wim Sonneveld (1974).
Zijn grootste angst is dat Corry, die tien jaar ouder is, vóór hem zal sterven. Dan beter "samen weg van dat rotleven", en daarbij mag de natuur wel een handje worden geholpen: "Vijftig Vesparax, daar zou je als je wilde heel, heel heel lang op kunnen slapen."

In 1982 lijkt zijn angstvisioen uit te komen. Corry Vonk krijgt een hartaanval en Wim Kan bivakkeert als een gebroken man in het ziekenhuis. Tralies om het bed en het ziekenhuisvoedsel (pap) brengen Birma weer boven. Juist in die periode ontvangt hij bericht dat hij een eenmalige uitkering van 7500 gulden krijgt voor zijn krijgsgevangenschap.
Corry Vonk, de "kleine, grijze generaal", komt er echter weer bovenop en neemt eind 1982 de beslissing de oudejaarsconference op de televisie uit te zenden. Het is een slecht programma en Kan weet het. Freek de Jonge, aan wie Kan altijd een hekel heeft gehad, overklast de oude meester op het andere net volledig. Kan is helemaal op; de hartaanval van Corry Vonk heeft hem de nekslag toegebracht. "Kunt u mij ook zeggen hoe laat de boot naar Elba gaat?"

Kon de lezer zich na het lezen van De Radiojaren vooral ergeren aan een pietluttige muggenzifter, een onbetwiste kampioen die tot vervelens toe aan zichzelf twijfelt, na het laatste deel van het dagboek rest alleen mededogen met een gekwelde, tragische humorist. De lezer voelt zich soms ongemakkelijk, als een voyeur die de treurige taferelen gadeslaat.
Maar zelden is zo'n volledig beeld ontstaan van iemand die zich zo hermetisch van de buitenwereld heeft afgesloten.



PATRICK VAN DEN HANENBERG


De Dagboeken van Wim Kan - De Televisietijd, 1968-1983.
Balans; ƒ 27,50.
ISBN 90 5018 070 1.