BRABANTS NIEUWSBLAD
I.D.

Herman van Veen in De Kring:
Ervaring niet garant voor vernieuwing



13 maart 1981
ROOSENDAAL - Een vrij homogeen publiek van gevorderde twintigers en prille dertigers, dat de schouwburg tot het laatste plaatsje vulde, heeft woensdagavond van Herman van Veen gekregen waarvoor het gekomen was: een scheut sentiment, professioneel theaterwerk en een knappe muzikale omlijsting. Wie evenwel gehoopt had op verrassingen of vernieuwing, bleef op zijn honger zitten.


Herman van Veen had wel een originele vorm van programmaboekje bedacht: een single met daarop een gesprek tussen hem, Harry Sacksioni en Erik van der Wurff. In dat gesprek zegt hij op een gegeven moment dat na vijftien jaar theater-ervaring de reacties van het publiek voor hem geen verrassing meer zijn. Na tien jaar Van Veen aan het werk te hebben gezien, heeft ook hij het publiek nog nauwelijks iets verrassends te bieden.

Woensdagavond speelt hij al meteen op herkenning met „Ik heb dat tedere gevoel", waarna hij zijn rol van clown vervult door in het publiek te duiken en met een handtas aan de haal te gaan. In zijn zangnummers is Van Veen nog het sterkst, zoals bijvoorbeeld in „De Weduwe". Zijn conferences getuigen echter veelal van weinig spiritualiteit. Zo is er het thema van „De generaal", lang uitgesponnen, met een running gag, dat evenwel nooit de snelheid of de scherpte haalt van de produkties die Neerlands Hoop destijds op het podium wegzette.
Zijn teksten zijn vrij braaf, zelden schoppend. Tussendoor debiteert hij enkele ideeën over vrouwenemancipatie die de macho's - bewust - wel als muziek in de oren moet klinken. Eventjes word ik opgeschrikt als hij, door middel van klank en licht, een vuursalvo op de zaal loslaat. Want dat moet gezegd: de geluidsweergave en de belichting is in zijn show van een zeer hoog niveau.

Omdat ik nu toch met de positieve aspecten bezig ben: de stukjes die Harry Sacksioni op zijn gitaar mag weggeven zijn schitterend. Of hij nu op een twaalfsnarige akoestische gitaar taar dan wel op een electrische gitaar met leslie bezig is, steeds weet hij de toeschouwer te boeien.

Maar zoals gezegd zijn Van Veens bindteksien soms erg pover (bv. „Dromen", „Vermiste terecht") of weinig vernieuwend. Een voorbeeld van dat laatste is de sketch, waarin hij de ,frije jonge' speelt die van thuis is weggelopen, omdat hij daar ,knap nerveus werd'. Best leuk, ik lach met de zaal mee, maar uiteindelijk gaat het hier om een stukje zoals Toon Hermans die nu al sedert meer dan honderd jaar op scène brengt, compleet met het lachen om de eigen grollen incluis.

Als naar een eenheid, een thema in deze show wordt gezocht, komt men onvermijdelijk terecht ter hoogte van Hermans kruis. Te pas, maar vooral te onpas zoekt hij naar een of andere manier om zijn ballen op de voorgrond te plaatsen, desnoods met een masturbatie-scene achter gaas. „Epater Ie bourgeois" heette dat pakweg dertien jaar geleden, maar nu komt het over als een puber die zonodig open deuren moet intrappen. Maar het publiek dat hem al die jaren trouw heeft gevolgd bezorgde hem ook woensdagavond een voorspelbare staande ovatie. Als toegift kreeg het „Liefde voor later" en een improvisatie op Roosendaal, waarbij gepoogd werd het Antwerpse dialect te imiteren, wat hem ook nog gedeeltelijk lukte.
Tot slot nog het nummer „Trommelaar", waarna het doek viel.

Maar terwijl het publiek de schouwburg verliet, kwam Herman van Veen onverwacht toch nog even verder spelen. Nou ja, onverwacht... Wie hem tien jaar geleden aan het werk zag weet natuurlijk wel beter.



I.D.