Eindhovens Dagblad
Ruud Groen

Theater fotograaf Jan Swinkels

Spanning van het theater gevangen in één foto



12 december 1983
Brede bundels zonlicht vallen schuin door het venster en spelen over de oude houten tafel en alles wat er op staat. Al pratend zit Jan Swinkels nu eens in zilverig wit licht, dan weer in het goudkleurige, dat gefilterd is door de gele ruitjes in de bovenkant van het raam. Theaterlicht, dat als een schetterende fanfare neerklettert over de man tegenover me. Waarschijnlijk onbewust heeft de theaterfotograaf in de woonkamer van zijn fraai opgeknapt boerenhuisje precies die ene plek als zitplaats gekozen waar de lichtval even genadeloos is als op de bühne, zijn voornaamste werkterrein.
Met enig passen en meten heeft hij in zijn volle agenda een plekje voor me vrijgemaakt. Tussen Jos Brink en Willem Nijholt in. Het kon slechter. Jan Swinkels heeft een drukbezet leven. Niet zelden is hij veertien tot zestien uur per dag in touw. Hij is vaker in Amsterdam te vinden dan in Best, waar hij ver van de dorpskern in de omarming woont van de spoorlijn en een autosnelweg. Op regelmatige tijdstippen dendert er een trein over het geluidsbehang van ver verwijderd verkeerslawaai.



„Nee, ik heb er geen last van. De snelweg hoor je alleen maar als de wind uit die richting komt en de trein valt me niet eens meer op. Nee, ik zit hier prima. Ik heb een paar jaar in Amsterdam gewoond, waar ik een studio had aan de Weteringschans, vlak bij Carré, en dat was natuurlijk wel gemakkelijk, maar je kon er nooit een parkeerplaats vinden. En als ik dan mijn wagen ergens kwijt kon, dan moest ik al mijn spullen er uit halen om niet de de kans te lopen dat ik hem opengbroken en leeg terug zou vinden".


Enorme zolder


Puur toeval, dat Jan Swinkels uitgerekend in de gemeente woont, waar hij 41 jaar geleden het levenslicht zag. „Ik ben absoluut, niet honkvast. Maar wijs me eens een plek waar een reiger in je achtertuin de vissen uit je vijver komt pikken". En ter illustratie hiervan laat zich in de verte tussen het struweel inderdaad een zilvergrijs vogelbeest ontdekken, dat halsreikend het oog op de vijver gevestigd houdt.
„We hadden vroeger een groot huis, tegenover het gemeentehuis. Het had een enorme zolder. Het was vooral om die geweldige ruimte dat ik betrekkelijk lang thuis ben blijven wonen. Heel die zolder had ik beschikbaar voor mijn foto's. Ik studeerde op de ' •''" Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven en ik" wilde fotograaf worden. Kees Houtman was mijn docent fotografie. Ik heb ontzettend veel van die man geleerd. Nog geen uur na de uitreiking van het einddiploma kreeg ik een telefoontje van Jurg Molenaar:
„Wat kost het als je voor Proloog zou komen werken?" Ik had geen flauw benul van prijzen of honoraria, maar ik zei meteen ja. Dat moet zijn geweest in 1966. Acht jaar lang was ik de vaste fotograaf van Proloog".
„Je had in die jaren zo halverwege tussen de Eindhovense Stadsschouwburg , en de St. Jöriskerk een klein cafeet'je."De Oude Vlek. De bejaarde kastelein had drie aanminnige dochters en dat kan goed de reden geweest zijn dat het er altijd stampvol was met schouwburgbezoekers en artiesten. In dat cafeetje ontmoette ik voor het eerst Seth Gaaikema. Hij werkte toen net aan de jubileum-musical Houwdoe Philipien voor Philips. . Herman van Veen kwam er ook geregeld. Die stond toen juist met zijn eerste voorstelling in het Globe-theater. Voor Seth heb ik toen voor de eerste maal een programmaboekje gemaakt.

Later ook voor Herman. Het was eigenlijk best een leuke tijd. De Bijenkorf kwam in Eindhoven en bracht een eigen creatief klimaat mee. Een tikkeltje avantgarde. Op de etalage-atdeling ontmoette ik Dimitri van Toren, die toen juist een lp ging maken. De hoes mocht ik voor hem maken. Het leverde me de Conamus-prijs op. Dimitri bezorgde me een ingang bij de platenmaatschappijen".


Albert Hall


Jan Swinkels is nu een internationaal bekend theaterfotograaf. Hij fotografeerde Herman van Veen tijdens diens welhaast legendarische optreden in het Ambassador Theatre op Broadway en zag zijn foto's gepubliceerd in de Play Bill, hét programmablad in New York. Hij fotografeerde Bette Midler in Amsterdam. Shirley Bassey gaf in de Londense Royal Albert Hall voor hem alleen haar show.

„Moet je je voorstellen; heel die beroemde, gigantische zaal voor mij alleen, terwijl buiten de hele Londense en de halve wereldpers voor de deur lag. Voor haar was het een speciale repetitie, voor mij een kans waar elke theaterfotograaf alleen maar van dromen kan". Jan Swinkels fotografeerde onder anderen Alfred Biolek, Christine Deutekom, het beroemde Nederlandse danspaar Alexandra Radius en Han Ebbelaar en op een paar uitzonderingen na ongeveer alle Nederlandse theaterkunstenaars. Van Martine Bijl tot de popgroep Het Goede Doel. Van de Zangeres Zonder Naam tot Caroline Kaart. Van Willem Nijholt, die een dezer dagen zijn programma "Koppen dicht" in première brengt, tot Robert Paul, de man met de duizend stemmen.

„Haast al die mensen zijn vroeg of laat goeie vrienden van me geworden. Ik loop lang genoeg in de theaterwereld mee om te begrijpen waar ze het over hebben. Zowel voor hun als voor mij is het theater een deel van het leven geworden. En ofschoon ze me allemaal even lief zijn, kan ik niet ontkennen dat Seth Gaaikema en Herman van Veen nog altijd mijn favorieten zijn. Herman om zijn gevoelsrijkdom. Om de boodschap in zijn optreden. Seth veel meer om de scherpte waarmee hij kijkt en luistert. En je mag natuurlijk niet vergeten dat juist die twee degenen zijn met wie ik al sedert het begin van onze carrières nauw heb samengewerkt".


De Haone


In Eindhovense carnavalskringen geldt Jan Swinkels als degene, die met Hans en Alfons Dassen anno 1976 het ei gelegd heeft, waaruit De Haone zijn ontstaan. „We gingen elk jaar carnaval vieren in Venlo, omdat er in Eindhoven in die jaren op het gebied van carnaval nog niet zo veel te beleven viel. Maar ja, toen kreeg je in 1967 dat grote jubileumfeest van Philips en toen zeiden we tegen elkaar:
eigenlijk is het toch te gek dat we carnaval niet in onze eigen stad vieren. Nou, toen zijn we met De Haone begonnen. Ik heb de huisstijl ontworpen. Dat knalrode haantje".
Maar Jan Swinkels ontwierp meer, waar het om carnaval gaat. Sedert enkele jaren kan hij zich beroemen op de officiële status van hof-couturier van de Eindhovense stadsprins, die al generaties lang door hem in het pak wordt gestoken. „John Fagel was de eerste. Die vroeg of ik het prinsenpak voor hem wilde ontwerpen. Ik maakte er een flamboyant geheel van. De volgende prins was Alfons Dassen. Dat werd veel zwart met zilver en rood. Niek Ypenburg werd fel groen. Allemaal van die lawaaipakken, want zo hoort dat met carnaval. Enfin, ik geloof dat ik inmiddels al zo'n zeven prinsenpakken heb bedacht. Carnaval vier ik overigens alleen maar wanneer het carnaval is. Op al die voorfeesten zul je mij nooit legenkomen.

Er scheert een zilvergrijze schim langs het raam, dat uitzicht biedt op de vijver in de achtertuin. De reiger. „Ik fotografeer zelden vanuit de coulissen. Meestal werk ik in de zaal. Daar is de spanning van een optreden het best voelbaar. Herman van Veen heb ik in heel wat verschillende omstandigheden gefotografeerd, maar ik zie hem toch altijd nog het liefst met z'n kop vol zweet in het harde licht op de planken. Daar is hij de artiest Herman van Veen. In zijn kleedkamer, vlak na de afmattende inspanning van een voorstelling, is hij een heel andere, in zekere zin wat kwetsbare man. Bette Midler had dat nog veel sterker. Die kende ik achter het toneel niet eens meer terug. Theater is de gedroomde werkelijkheid. Het is elke avond opnieuw weer die illusie oproepen van het unieke. Die ene avond is de beste uit een hele artiestencarrière. Een sfeer die je nooit meer meemaakt. Nou, wat ik probeer te doen is die wonderlijke, ongrijpbare spanning te vangen in een foto. Een hele avond tang zit ik opnamen te maken. Na afloop ben ik letterlijk drijfnat van het werken. En met een beetje geluk is er dan uiteindelijk één foto, waarvan ik zeg: dat is 'm".



Ruud Groen