Leeuwarder Courant

Wat is er aan de hand met Herman van Veen?

12 november 1973

LEEUWARDEN' — Wat. is er met Herman van Veen aan de hand? Er waren er zondagavond in de vrijwel uitverkochte Harmoniezaal heel wat jongelui, die er zozeer van overtuigd waren dat nier een genie voor hen stond, dat hij geen woord kon zeggen, geen sprongetje kon mak;en, geen stemuitschieter produceren, of ze barstten in lachen uit en klapten verheerlijikt in hun handen. Misschien hadden ze nooit de ,,oude" Herman van Veen meegemaakt, vóór hij die black out kreeg in Amsterdam en nu blijkbaar het stuur kwijt is.


Er mocht dan een „harlekijn" vóór ons staan, maar het was er een die er slecht uitzag, met een zekere nonchalance zijn nummers afwerkte en er blijkbaar van uitging, dat alles wat hij uithaalde welgedaan was en recht op vrolijk succes had. En die meende met "extravagante invallen, vreemde grimassen en bizarre geluiden — zijn geluiden- en niet die van de kleine, maar virtuoze "contraband" — het tekstenaandeel wel te kunnen verwaarlozen.

Herman van Veen werd, toen hij met dat springerige programma in zijn beginperiode f uore maakte, door de pausen van het Nederlandse cabaret geprezen als een godsgeschenk, een wonderkind, een regelrechte canididaat voor Broadway. Daarna heeft hij zich wat in-getogener opgesteld en werd hij terecht gewaardeerd om. zijn chansons, Daarvan er ettelijke op de plaat zijn gezet. Zondagavond deed hij uit die oude nummers (Ik ben blij, Alles in de Wind, God (monoloog), Met jou in de buurt, De rechter e;a.) na de pauze een royale greep en al was dat dus allemaal bekend repertoire, er kwam toch even iets terug van deze (niet-geëngageerde) kleinkunstenaar, die een gevoelig lied met sfeer en inleving op zijn publiek wist over te brengen.

Maar misschien groeien teksten en chansons niet onophoudelijk aan de wonderboom en moest Herman van Veen daarom zijn toevlucht nemen tot inhoudlozc en helemaal niet geestige aanstellerigheden, gewilde bedenksels en onduidelijke theatereffecten. Of misschien rekende hij op een in de zaal aanwezig snobisme, dat voor grote kunst verslijt als Herman van Veen de handmicrofoon door zijn gulp haalt, vreemd met een been hinkt, op zijn wangen timmert, in zijn ogen wrijft of met zijn derriére achteruit over het podium, beweegt.
Natuurlijk was het niet allemaal even vervelend en zouteloos. Zo'n persiflage op een popgroep uit de Vervelende Staten („thank you") werd knap gedaan en van zo'n dialoog van moeder met dokter over de „spuitende" zoon geldt hetzelfde, al zat hier toch een sick-joke-element in, dat ook een paar keer vaker om de hoek kwam kijken (de korte monoloog bijvoorbeeld over het organiseren van een verkeersongevalletje).
Ook de beer-imitatie behoorde tot de sterkere nummers.

Maar afgezien van de oude bekenden (die overigens ook weinig geïnspireerd overkwamen), vïel er maar matig plezier te beleven, aan dit naamloze programma — zonder programma papiertje of -boekje — waarin Van Veens befaamde vioolsoli (zijn conservatorivm opleiding!) en de gitaarsoli van de ook voortreffeIijk begeleidende ..oudgediende" Laurens van Rooyen tot de hoogtepunten moesten worden gerekend.
Wat is er toch met Herman van Veen aan de hand? Misschien zal er op deze wat trieste, maar niet overbodige vraag straks met zijn gloednieuw "Spinsel" sprookje een hopelijk bevredigend antwoord komen. Maar nu staat er nog een levensgroot vraagteken