Eindhovens Dagblad

Herman van Veen in Stadsschouwburg

Harlekijn wordt volwassen

12 september 1970

Na de pauze van zijn nieuwe programma benadert Herman van Veen zijn ideaal: evenwichtig met enkele voortreffelijke liedjes (,,Vader" en ,,Jacob Olle" b.v.) met een rustpunt, een relativering in een enkele dwaasheid (de pianololl), zonder het gehele programma door de „show" te vergeten; al mag er voor ons wat minder met het licht gemanipuleerd worden.


Licht is namelijk een ondersteunende factor en kan nooit doel op zich zijn. Kijkend en luisterend naar Herman van. Veen zit men te denken: wat kan die jongen ontzaglijk veel; hij heeft het goede lichaam en de goede handen, hij is muzikaal tot in de toppen van de vingers, kan met zijn stem doen wat ie wil, is lenig in zijn improvisaties.

Hij is zonder twijfel de talentrijkste van de jonge cabarettiers en toch komt er soms een twijfel opzetten bij een onvolwassen, en niet goed getimede entr'act, zonder spanning. Dan opeens weer — en dat zijn veruit de meeste momenten — voelt de zaal dat daar een zeer getalenteerde jongeman staat, die weet wat hij wil, die ook weet wat hij kan, maar bang, of overdonderd lijkt door zijn mogelijkheden. Die er dan te slordig, te jongensachtig mee omspringt.

Zoals gezegd, na de pauze van de meer dan twee uur durende show, buit hij alle kansen die hij heeft, uit; dan wordt het show, dan weer verstild cabaret, dan weer zomaar een praatje zonder pointe. Het lijkt op een vervolg van een gesprek in de huiskamer; deze — Harlekijn— avond is duidelijk opgezet, niet als een afgerond geheel op zich zelf, maar als een intermezzo, een deel van het gewone leven van alle dag. Het open slotnummer, een strijd van het hele gezelschap tegen de zaal, wijst daar duidelijk op: de show wordt een ongedwongen happening.

Een man, die heel groot kan worden, die heel serieus werkt die (nog) de voordelen en de nadelen van zijn jeugd heeft, maar die de massale belangstelling voor zijn optreden verdient.
Hij, en ook zijn musici onder leiding van Laurens van Rooyen.