TC Tubantia
Ton Ouwehand

ZO VROLIJK

12 april 2012

Twee avonden in Alkmelo, daarna naar Winterswijk. Tussen alle wereldtournees door speel Herman van Veen ook gewoon op Hollandse bodem. En tussen de bedrijven door heeft zijn vaste gitariste Edith Leerkes ook een soloprogramma: Etude Feminine.


Drinkwater. Pepermuntjes. Reservesnaren. Spul om snel een gebroken nagel te kunnen repareren. Het publiek ziet er niets van. Maar voor Herman van Veen en zijn muzikanten is achter de coulissen op een kistdeksel een soort heilig altaar gebouwd. Al jaren een onmisbare eerstehulppost bij dorst, hoestbuien, vieze smaak, gebroken snaren en/of nagels. Sinds een jaar staat er een object tussen van minder praktische aard. Een trofee met in het hart een gouden pingpongbal. „Gekregen van de fabrikant", zegt gitariste Edith Leerkes, na afloop van de voorstelling in de artiestenfoyer van de schouwburg van Eindhoven. „We waren met 25.000 pingpongballetjes de grootste afnemer. Daar kan geen tafekennisvereniging tegenop."

Terwijl de technische ploeg zich op het podium tussen tientallen etalagepoppen door manoeuvreert om het te ontdoen van vele duizenden pingpongballen, plastic bekertjes, kunstsneeuw en papiertjes om zo het toneel in gereedheid te brengen voor het optreden van de volgende dag, is het druk in de artiestenfoyer.

Tal van fans willen wat van Herman. Ze staan met programmaboekjes en cd's in de aanslag te wachten op een handtekening. Maar er zijn ook mensen die een vcrhaal kwijt willen, die iets zakelijks met hem willen bespreken, die een appeltaart voor hem hebben gebnakken, mensen die... tja wat niet eigenlijk...

Terwijl Herman ieder een luisterend oor biedt, vertelt de uit Enschede afkomstige Edith Leerkes, al vele jarcn muzikale rechterhand van Van Veen, over de nieuwe cd getiteld 'Vandaag'. Een nieuwe naam in de bijsluiter: Marnix Dorrestein. Niet alleen voor gitaren, bas, toetsen en achtergrondzang, ook medeverantwoordelijk voor de productie. „Mijn zoon", zegt Edilh trots. „Voor de Alfred Jodo- cus Kwakvoorslellingen vorig jaar heeft hij de muziek geschreven. Hij heeft er nu geen tijd meer voor, maar vorig seizoen stond hij met ons op het podium. Dat is wel heel bijzonder. Vond hij ook. In Carré liep hij mijn kleedkamer in en zei: „Ik weet dat het niet erg rock-'n-roll is om met je moeder op het podium te staan, maar ik vind het heel leuk hoor, mam." Herman van Veen heeft zich in middels vrijgemaakt van de zichzelf opgelegde verplichtingen. Snapt het gespreksonderwerp direct. „Marnix", zegt hij veelbetekenend, „een heel begaafde jongeman. Daar gaat Nederland nog veel van horen."

Van Veen kijkt terug op een goede voorstelling. „Het was een heel vrolijke avond. Veel gelachen. En een onvoorstelbaar enthousiast publiek. Dat is per avond verschillend. De accenten liggen soms anders."
De liedjes van de cd kwamen voorbij. Maar ook veel oud werk werd gespeeld. Suzanne, Opzij, Hilversum III, Alfred J. Kwak, Alles Anders. „Dat wisselt per voorstelling", zegt hij. „In deze tijd van Facebook en Twitter krijg ik veel verzoekjcs van mensen die een speciaal lied willen horen. Heel vaak is er een verhaal bij waarom ze dat willen. Je hoort verhalen dat iemand niet lang meer te leven heeft. Die nog een keer kan komen en dan graag nog dat ene lied wil horen. Of mensen die gaan trouwen. Of die een kind hebben verloren, of die een kind hebben met dezelfde naam als in een bepaald liedje. In de bijna vijftig jaar hebben we een web opgebouwd aan onzichtbare vriendschappen."

„Soms vinden we zo'n liedje zo leuk dat we het een tijdje laten staan. Suzanne heb ik in geen twintig jaar gezongen. En door een verzoekje heb ik het vanavond weer gedaan. Dan ga je zo'n stuk helemaal opnieuw ontdekken. Ik beschouw het als een eer. Er is nogal wat repertoire. Er zijn 175 cd's. We hebben niet alles paraat. Ik heb ergens tussen de drie- en vierduizend liedjes geschreven. Dus het zal niet verwonderlijk zijn dat er wel eens om een titel wordt gevraagd die ik me helemaal niet meer herinner. Dan moet ik echt even zoeken. In de soundcheck gaan we zo'n stuk eerst verkennen. En dan beslissen we: kunnen we dat? En soms houden we zo'n stuk een tijd."

Volgend jaar zit hij vijftig jaar in het vak. In de voorstelling merkt hij het terloops op bij de introductie van pianist Erik van der Wurff. Hij vertelt over z'n conservatoriumtijd. Het was 1963 en Herman van Veen hing een briefje op het prikbord met de melding dat hij:
een bloedmooie vrouw zocht die ook piano kon spelen. Erik had de volgende dag al gereageerd met de woorden: 'dat lijkt me wel wat.' „Vanaf dat moment spelen we samen. In die tijd speelde ik alleen nog maar viool, die stem is er later bijgekomen. Ik wilde van alles worden: kapitein op een schip, voetballer, ontdekkingsreiziger, indiaan. Maar toen ik op mijn negende een viool kreeg, had ik iets waarop ik dingen kwijt kon die ik verder op geen enkele andere manier kon delen."

Die viool werd een ander thuisgevoel als wat hij kende. „Bij vreugde en verdriet, altijd was dat stuk hout in de buurt. De viool was mijn maatje. Zingen deed ik ook altijd wel. Maar ik had het niet zo in de gaten. Ik stond als jongenssopraan in de kerk naast het orgel te zingen: Bach, Fauré. Ik ging zingen bij een operetteclub. Van het een kwam het ander en zo is het nog. Ik had een viooldocent die zei:
Herman is een zigeuner. Die moet spelen wat hij voelt. Je moet hem niet lastigvallen met noten. Daar had ze ongelooflijk gelijk in. Dat is nog steeds zo. Ik speel nooit iets dat geschreven is." Edith kan het beamen. „Het is zelfs zo, als wij willen dat hij iets per se niet speelt, dan schrijven we dat uit."

Terwijl we niet ver meer van het vijftigjarig theaterjubileum van Van Veen verwijderd zijn,

ligt er nog een ander jubileum op de loer: 12,5 jaar als schilder. „Wonderlijk. Maar mijn vader had me een grammofoonkoffertje nagelaten met keurig opgeruimde spulletjes. Op een sombere dag heb ik er kennelijk met gevouwen handen bij gezeten. Ik constateerde dat mijn handen toch wel heel erg op die van hem leken. Beetje mijmerend daclil ik: als die handen nu eens van mijn vader waren, wat zouden die dan gaan doen? Toen ben ik gaan schilderen. Heel gepassioneerd. Een verrassende wending in mijn leven. Als een zombie ben ik bezig. Ik zeg wel eens: het schildert. Alsof het buiten me om gaat. Het is een beleving in kleur. Wat ik niet kan zeggen of' zingen, schilder ik. Ik heb ruim 300 schilderijen gemaakt. Ik heb er nog 92 in mijn bezit. De andere zijn weggegeven, verkocht, en hangen in kerken, musea en galeries over de hele wereld. Van Zuid-Afrika tot Zuid-Amerika hangen doeken van mij." „Gek om iets te verkopen? Nee, ik, vind het heel mooie gedachte als mensen iets van mij aan de muur hebben hangen. Buiten dat, waar zou ik het moeten laten? Weet je hoeveel plek dat inneemt?"



Herman van Veen met Edith Leerkes (gitaar), Erik van der Wurfft (piano), Jannemien Cnossen (viool), Dave Wismeijer (bas) en WillemWits (percussie).
Theaterhotel Almelo, vrijdag en zaterdag om 20.00 uur.
Later: De Storm Winterswijk (16 mei).




Ton Ouwehand