Delftse Courant
).Gelder

Waarom van Veen wegrende

12 februari 1975

Delft —Het is langzamerhand wel een héél andere Herman van Veen geworden dan die conservatoriumleerling, die in 1965 in 't Zeister Slot (zolder)theater zijn overrompelende debuut maakt. Toen de spontane, wervelende figuur, die graag een grote trom greep en daar luid kabaal makend mee over 't podium stampte, goed gek deed en de allerdwaaste liedjes liet horen...Nu, precies tien jaar later, is hij ernstiger en brengt hij een lang doordacht en daardoor evenwichtig mozaïek van serieuze muziek en voordracht.


Met allemaal ingestudeerde, heel beheerste en haast op het effect berekende bewegingen.
En toch, af en toe, herken je die vroegere wildebras, als hij zelf achter de drums duikt om er op los te timmeren. „Om de oorlog na te bootsen, waaruit die soldaat moet komen die voor het vuurpeleton moest sterven," verklaart hij zelf. „Die oorlog vraagt een vreselijk lawaai en daar moet ik aan mee helpen om me daarin te kunnen verplaatsen."

Dat is de nieuwe Herman, met een boodschap?
„Nee, ik zie dat niet als boodschap," spreekt hij tegen in de artiestenfoyer, „Ik worstel met problemen. En die moet ik uiten."

Hij heeft ze geuit, gisteravond, in de Stadsdoelen. Met zachte fluistering en met zijn oorverdovende bulderstem. En ongelooflijk, maar met beide zuiver op toon. Want zingen kan hij.
En muziekinstrumenten bespelen ook. Dat liet hij ons weer in alle toonaarden horen.
Zo eventjes komt er dan een dwaas pasje, of een lenig gedanst balletfiguurtje tussendoor. Lekker gek doet Herman gelukkig nog in zijn verhaaltje over „Herman in de wolken" en in zijn periode van de verafgode voetballer op het veld. Het knapst imiteerde hij de „slow- motion"-opname van Johan Cruyff, die de bal anders speelt dan je verwacht en dan na een ruzie bij een ingooi aan de zijlijn de rode kaart krijgt. Een aktuele inlas: En een ongelooflijk staaltje van lichaamsbeheersing.

Heerlijke momenten in deze show: Herman als klein kind pratend met en over z'n pappie. En die toegift met het kamermuziekje met een paar man van zijn knappe begeleiders. Als het applaus losbarst en iedereen in de zaal oprijst om hem een ovatie te brengen, snelt hij al weg. Laat hij zich niet meer zien.

Bescheidenheid is ook een deugd. De harlekijnfiguur, die met roodomrande ogen in de schijnwerpers treedt om zijn problemen uit te schreeuwen en zo luid van zijn aanwezigheid te doen blijken, holt zo hard mogelijk naar zijn kleedkamer.:
„Nee, ik zie 't niet als een afscheid," verklaart hij daar, „ik wil weer terugkomen, 't Is nu alleen maar pauze."



O. GELDER