De Nieuwe Krant
Max Arab

Aangetekend: Herman van Veen

11 oktober 1972

Je komt wel eens bij mensen die een plaat van 'm hebben. Het is altijd net alsof hij twee kanten lang hetzelfde nummer staat te zingen. Als je tenminste niet naar de tekst luistert.


En daar ben ik nooit ondersteboven van geweest. Zodoende ging ik vorige week in hoofdzaak naar de nieuwste Herman-van-Veen-show om twee bekoorlijke vrouwspersonen een plezier te doen. Een typisch mannelijke zwakheid. Dat geef ik toe. Maar je doet wel eens wat als je de zeldzame culturele oprispingen in onze samenleving van nabij wilt meemaken. Op. zichzelf zijn mijn begeleidsters een nadere beschouwing waard.
Al was het alleen maar omdat het zusjes zijn. De ene, een brunette, die niet van tuinboontjes houdt en met wie ik verloofd ben. De andere, een blondine die ook wel eens op de televisie is geweest. Beiden motorisch in een uitstekende staat en van een recent bouwjaar. Over wegligging, acceleratie en bochtenwerk wil ik het dan niet eens meer hebben.
In elk geval waren we voor ons plezier uit. En dat kon zelfs Herman van Veen niet meer vergallen.

Het gebeurde in een Veluws provinciestadje. Waar het eenvoudige landleven is verkommerd onder het beton van klaverbladen, nieuwbouwwijken en een aandoenlijk bombastische schaalvergroting van een door klompenmakerswerkplaats die men aldaar tot cultureel centrum heeft verheven.
Herman van Veen werd er lang tevoren aangekondigd als een gekke, ontroerende en geweldige artiest. Of woorden van gelijke strekking. Aan mij niet besteed. Omdat ik graag zelf uitmaak of iets gek, ontroerend of geweldig is. Het is duidelijk dat er wat weerstanden waren. Maar ik had kosten noch moeite gespaard om die te overwinnen. Voor een plaats in de schouwburg betaalde ik een prijs die in geen enkele verhouding stond tot het geboden comfort.

In een te krappe stoel, hangend tussen twee zussen overkwam me een gevoel van behaaglijkheid dat ik me niet graag liet ontnemen. Maar dat duurde niet lang.
De muziek zette in, ik vreesde het ergste. En jawel hoor. Daar had je Herman van Veen. Ik wil het hier niet eens hebben over de arrogantie en de nochalance van " artiesten" die in de provincie hun nummertjes komen afdraaien. Daar ben je als inlander intussen immuum voor.

Veel meer werd ik getroffen, door het pseudo- poëtische gepeuter aan puberleed. Het onvermogen zoiets als een waarachtige emotie over te brengen en het banale gejakker achter goedkope effecten aan. Leuk, hoor. Een barkruk het toneel opdragen en hem er dan door een toneelknecht aan een touwtje weer af laten, trekken. Van Herman's liedkunst is me ook weinig bijgebleven.

Hij bleek onder andere gefixeerd te zijn op het liefdeleven van de overburen, dat hij door een vierkant raam placht te bespieden.
Stoeien met horretjesfatsoen. Stereotiep gezing en gespring, een ballon, een bromtol en een windmolentje. Het was allemaal van een zover doorgevoerd onbenul dat je de obsceniteiten in woord en gebaar nauwelijks opmerkte.

Nu was ik de frustraties al goeddeels kwijt toen de eerste films van Danny Kaye in Nederland in première gingen. Als ik Hermans leeftijd goed heb geschat, lag hij toen nog in de luiers. Ik heb niet de gotspe Herman en Danny in één adem te noemen, laat staan te vergelijken. Maar ik heb nog steeds mijn eigen ideeën over een gekke ontroerende en geweldige artiest.

In onze samenleving kan niemand zich veroorloven impopulair te zijn. Geen succes te hebben. Dan val je buiten de competitie. Je telt niet mee. Herman lijkt me bang. Uit angst geen succes te hebben mikt hij op voor de hand liggende gevoelens, probeert hij de zaak verkoopbaar te houden. Het hoogdravende lawaaisausje dat hij er over heen giet kan de smakeloosheid niet verbloemen.

Die avond kostte me drie flessen goede Hollandse jenever.
Daarmee kun je een ontzettend leuk feestje bouwen. Dan mag Herman wat mij betreft ook komen. Als ie niet bang meer is ...