de Tijd
Ben Kroon

Alleen voor de zaal van Carré

10 augustus 1971

HERMAN VAN VEEN is zo verschrikkelijk briljant in zijn Carré- show, dat je bijna niet aan lachen toe komt. Het is werken geblazen tot je moe wordt, elke seconde een schot, een langspeelplaat op 33 toeren gedraaid. Zo krijgt hij nooit een zaal vol. Zo was Toon Hermans ook in zijn begintijd. Ook zo'n broodmagere, bezeten idioot, wie geen inval te gek was en een hele avond aan het draven was om zijn publiek in een kramp te houden.


Toon is nu ziek. Alles had je met Toon voor mogelijk gehouden, maar niet dat hij ziek zou worden. IJzeren Toon, de onverwoestbare. Een kwart eeuw lang bijna elke avond voor een zaal vol mensen opdraven en ze precies. over die knik krijgen, waar ze zich gewonnen geven. In de pauze: commentaar na afloop: conclusie. Iedere bezoeker van iedere voorstelling geeft zijn oordeel. Hoe-ie-ut-vond. Een kwart. eeuw voorwerp van beoordeling. En nu is Toon ziek en gaat Herman als een bliksemschicht over de planken.

De zaal zit hem te vergelijken met Toon en de twee Wimmen. Toen Toon kwam zeiden ze dat ie veel geleerd had van Louis Davids. Zijn liedjes hè. net Louis. Alleen Louis had dat geinigjiddische in zijn stem en Toon had dat. zachte in zijn stem dat lieve ... Toon vocht net zo lang met Amsterdam tot het zich gewonnen gaf. En toen ging hij niet naar New York maar terug naar Limburg. Toon alleen voor een. volle zaal van Carré. Dat kan niet, zei men. Cabaret in die kolossale circusruimte. Het kon wel. Herman van Veen was nog geen jaar in het vak of hij liet al weten dat Nederland maar een tussenstation was. New York lag in het verschiet. En gauw.

TOCH ZAL HIJ EERST Amsterdam. moeten temmen. Allé, in een oogwenk van de kleine zaal van het Concertgebouw naar Carré. Toon deed er bijna. twintig jaar over. Herman maar een jaar. En hij redt het ook nog. Alleen maakt de zaal zich bezorgd over hem. Dat houdt die jongen, nooit vol, zeggen ze. Hij moet een beetje zuinig zijn op zichzelf. Niet elke dolle inval gebruiken. Niet zo rennen en draven. Hij moet nog langer mee. En niet als radio- Veronica elke emotie, die net begint door te breken, afkappen met een witz; of een kwebbel van de disc-jockey. Niet steeds het. laatste woord willen hebben, de toeschouwer zelf ook iets laten doen.

Hij komt op als een professor Prikkebeen in zijn rode pandjesjas. draaft met hoekige gebaartjes bedrijvig rond. zet iedereen aan het werk maar vermijd de microfoon midden op het en de show met een "goedenavond" in het pak te steken. Hij blijft maar draven totdat de toeschouwer merkt dat er helemaal geen "goedenavond" komt. Een symfonie die in het allegro blijft steken. Kom Herman, neem nou even je rust, kom eens even praten. Nee, Herman is nog bang voor zijn publiek.. Hij denkt dat het even kritisch is als hij. Hij is in gevecht niet de heel groten en die zitten voor hem nog elke avond in de zaal.
Toon had dat ook in zijn—begintijd. Niet bij te houden. Koldorado. In de allerhoogste versnelling. De leeuw moest nog getemd worden. En toen de leeuw zo lief was geworden dat hij ging opzitten en pootjes geven zo gauw de temmer zich maar liet zien, kwam Herman en het feest begint weer van voren af aan. Trage gesprekken in de pauze aan de koffie. Tsja, wat zal ik zeggen, hè, hij is wel goed, ja, maar toch ... Ze kunnen het nog niet bijhouden, hij rent zo hard van stapel.

Er moet eerst nog een grote vertedering groeien tussen Herman en zijn publiek. De levensgevaarlijke vertedering.

WAT JE, ACHTERAF, de voorstelling nog eens herkauwend merkt, is dat Herman met geen woord rept over de problemen van deze tijd. niets imiteert of kritiseert, geen boodschap heeft, geen enkele goedkope poging onderneemt om zijn publiek te behagen, Hij staat er voortdurend zichzelf te zijn en allerlei dingen te ondernemen die hij leuk vindt. Voorlopig heeft Herman genoeg aan zichzelf. Hij hoeft maar naar binnen te kijken of er duikt weer een rare situatie op. Hij komt ook maar net kijken en zit nog vol met de nestgeur van een spannende jeugd.
IJzeren Toon is ziek. Dat mag ook wel eens na zo'n lange rit. Voortdurend uit jezelf putten, put uit. En het is ook al lang geleden dat die broodmagere jongen uit Limburg de sensatie was van het Theater Plezier van Floris Meslier en zijn geroutineerde medespelers volkomen in de mist liet verdwijnen.

WAAROM ZIT IK Herman en Toon nu eigenlijk te vergelijken? Misschien omdat ik Toon de laatste keer minder goed vond dan Herman de eerste keer en daar een beetje wroeging over heb. De jonge Toon speelde de beroemde Jan van Ees van de planken. De jonge Herman duwt ook wat reputaties naar de achtergrond. Publiek is niet onzijdig maar vrouwelijk. En la donna è mobile.


BEN KROON