WINSCHOTER COURANT
Jos Visscher

Herman van Veen lijdt aan internationale middelmaat

10 apr 1991

Gebeurtenis: Herman van Veen. Muziek: Erik van der Wurff, toetsen, en Nard Reijnders, saxofoon. Dans: Muriel Janssens en Gaëtane Bouchez. Geluid: Hans van der Linden. Licht: Robbie Munnik. Tijd en plaats: Dinsdag 9 april, De Stadsschouwburg in Groningen. Bijzonderheden: Nog tot en met zaterdag.


Nog afgezien van wat de man voor het aanzien van het Nederlandse cabaret heeft betekend, heeft Herman van Veen mij de magie van het theater laten ontdekken. Ik zal zestien zijn geweest en de Stadsschouwburg in Groningen had nog een normaal plafond, toen ik Herman van Veen voor de eerste keer zag. Cabaret kende ik al wel, maar dit was iets anders: dit was een soort totaaltheater dat je ziel veroverde. Ik ging verder op zoek, ontdekte het toneel en het is nooit meer goed met me gekomen.


Ik bedoel maar, echt kwaad worden op Herman van Veen zal ik wel nooit. Maar eerlijk is eerlijk: deze show deugt niet. Herman van Veen na vier jaar weer in Groningen. Net terug van wereldtournee, waar-van we nu een kennelijk afgeslankte impressie mochten aanschouwen. Eerste rang voor veertig gulden, een gedateerd programmaboek voor zes (en er staat niets in), een hoekje met Alfred J. Kwak-attributen en een nogal bezadigd ogend gemiddeld Van Veen-publiek. Dat beloofde dus al niet veel goeds.

Kennelijk heeft Van Veen een soort gemiddelde gekozen waarmee het wat minder met cabaret verwende publiek in het buitenland moest worden overrompeld, maar hier en nu is het echt niet-te pruimen. Het programma is met een schaamteloos gemak in elkaar geflanst. Er knalt en piept wat, er dartelen wat verdwaalde danseresjes over het toneel, en Van Veen zelf huppelt, kirt en slaakt de bekende geluidjes, maar nergens wil het pakken. Dodelijke verveling zwelt soms aan tot pure gêne.

Er loopt een rood draadje van geboorte naar dood door de voorstelling, maar in feite is het lucht. De meeste teksten zijn van Van Veen zelf en als er al een touw aan vast te knopen valt, dan zijn ze erg vervelend tot uiterst banaal. Alleen een klein juweeltje van Willem Wilmink of Rob Chrispijn verzacht de pijn zo nu en dan een moment en doet je hevig verlangen naar de tijd waarin je zestien was en dronken van verwondering die schouwburg uit waggelde.



Jos Visscher