het Nieuwsblad

Herman van Veen op rand van demagogie

10 feb 1990

Herman van Veen weigert aan welke ketting dan ook vast te liggen. Die houding maakt dat hij nog steeds hoogwaardige platen en teatervoorstellingen creëert. Die houding maakt het de toehoorder soms ook biezonder lastig. Op de perskonferentie, naar aanleiding van de nieuwe elpee en show "Blauwe Plekken", voelt van Veen zich niet gehouden strikt de vragen te beantwoorden. Hij freewheelt in zijn eigen denktuin, wiedt er de scheve gedachten, en staat soms ostentatief in bewondering voor een boom van een redenering.


De drang besluipt ons van Veen een demagoog te noemen. Met veel Hollandse vlotheid walst hij zich doorheen en over de knobbels, waarover de filozofie al jaren boeken volschrijft. Van Veen akteert alsof hij de eerste is die erop komt dat de waarheid enkel maar klopt binnen één verklaringssysteem. Van Veen weet beter en gaat op zoek naar het maximum aan verklaringen. Daarin schuilt de paradoks van het leven en die moet je durven aangaan. Je moet als een kind nog openstaan in en voor het leven, dan pas word je volwassen. Daarom maakt van Veen steeds meer kinderprogramma's. "Ik ben inderdaad ontgoocheld in de volwassenen. Zij streven steeds meer en steeds grotere zekerheden na. En dan maak je natuurlijk fouten. De eerste ontwikkelingssamenwerkers zijn met open ogen in die fouten getuind. In Afrika stockeerden ze drinkwater, waardoor het veel vlugger bakterieën bevatte."

Als om maar onmiddellijk komaf te maken met het ééndimensionele denken, start van Veen zijn nieuwe show in een apocalypstische scène. De bekende wereld is weggevaagd, van Veen en de toeschouwers kunnen weer gaan op-bouwen, maar vanuit verschillende invalshoeken.

Die kracht zou van Van Veen een gelukkig man kunnen maken, maar daaraan is hij nog niet toe. Er is de van Veen op de planken, de van Veen op plaat en nu de van Veen in de krant. En van Veen geeft grift toe de kontrole over al die facetten te hebben verloren. Hij kijkt zelf met grote ogen naar de manier waarop één affiche zijn hele toernee in een wip laat uitverkopen. "Daarmee wordt ook al onmiddellijk de funktie van de pers opgeheven. Het is niet meer nodig dat jullie mijn optreden aankondigen."


Niemandsland


Die versnippering laat Herman van Veen wel toe te opereren in een soort niemandsland, een smalle strook waar geen kontrole wordt uitgeoefend. Daar is het het aangenaamst toeven, daar-naar moet zo snel mogelijk worden teruggekeerd.

"De elpee "Blauwe Plekken" is net uit, maar voor mij is hij al weer verle-den tijd. Ik heb er al weer afstand van gedaan."
Op zijn neutraal terrein noemt van Veen zich een onzettend lullig manne-tje, dat acht uur slaapt en s' ochtends zijn tanden poetst. "Wie op de scène wil staan, moet altijd in konditie zijn. Ik kan het me niet veroorloven nachten na elkaar op stap te gaan. Dat is soms jammer. Auteurs, die minder op hun konditie moeten letten, kunnen om 5 u. 's nachts soms schitterende invallen hebben."

Het staat goed voor een Nederlander in Vlaanderen een paar frazen aan Jacques Brel te spenderen. Van Veen kent die truuk en diste een verhaaltje op over zijn auditie, waarbij hij geen lettergreep over de lippen kreeg omdat hij wist dat Jacques Brei zijn kunnen zou schouwen. Diezelfde angst greep hem weer bij de keel toen hij, jaren later, voor het eerst koncertreerde in de Olympia.



(POM)