Graafschapbode
G.SCHLIMME VAN BRUNSWIJK

HET WONDER HERMAN VAN VEEN

10 januari 1974

ULFT — In het wisselvallige theatervak is het een onmogelijke eis, te verwachten dat een kunstenaar in iedere voorstelling zich op de toppen van zijn kunnen presenteert. Het heeft dan ook even geduurd voor ik Herman van Veen kon zien als het wonderkind dat velen zo fascineert. Ik moet eerlijk bekennen dat ik een paar maal bij zijn voorstellingen ben weggelopen.


Maar gisteravond in De Smeltkroes in Ulft was het toch zover. Herman had zijn. publiek. Een zaal vol jonge mensen. Ook enkele burgemeesters, maar die speelden wel mee. Ik heb Van Veen nu gezien en gehoord als de harlekijn die zich in jaren van zoeken en hard werken een unieke plaats in de vaderlandse, showbusiness heeft veroverd.
Als oudere moet je even wennen aan een popprogramma waarvan chaos en wartaal de uitgangspunten zijn, Herman is een door en door muzikale jongen, die uitstekend zingt, virtuoos viool speelt, een stel medewerkers heeft die de stijl van zijn presentatie helemaal in hun vingers hebben, muzikaal en technisch, en die zich in dat milieu kan geven, met de routine die hij zich in het contact met het publiek heeft eigen gemaakt. Toch elke avond nieuw, spontaan, improviserend vaak. Maar bij dat alles de gelegenheid waarnemend om de mensen iets duidelijk te maken van wat hem in conflict met zichzelf tot bewustzijn is gekomen.

Het pakket waarin hij dat alles aanbiedt lijkt louter malligheid, amusement. En dat wil het ook voor een deel zijn, al ontleent het zijn niveau aan een aantal verrassende vondsten. Hij gooit het publiek met erwten, speelt met een hoepel, trekt zijn truitje uit, gooit de microfoon om, begint plotseling uitzinnig te dansen en te springen om het volgende moment op een kindertoontje of fluisterend een verhaaltje te vertellen. Hij .omarmt twee brandende lampjes met balonnetjes die naar omlaag komen. Grijpt zijn viool en geeft een nummer Bach achtige muziek weg dat ineens in een straatdeun eindigt.
Inmiddels wordt er ongelooflijk vakkundig met lichteffecten gespeeld. In een enorme witte ballon zie je op een gegeven ogenblik een grote goudvis zwemmen, beeld van de mens die opgesloten zit in de kooi van de maatschappij. „Deze maatschappij is de grootste smerige takkentroep die je je maar voor kunt stellen", heeft hij eens in een interview gezegd.

Een bepaalde boodschap heeft hij niet. Al kan die af en toe wel ontleend worden aan zijn teksten, die uitstekend zijn en die hij ook heel serieus brengt. Zijn mensbeschouwing wordt duidelijk in dat liedje van Riwka Bruining: „Ik heb dat tedere gevoel voor elke vrouw en elke man, die in volkomen weerloosheid een ander mens beminnen kan".. Soms zijn het. niet meer dan flarden die tot nadenken kunnen stemmen: „Als ik morgen sterf wil ik vandaag niet werken; als ik het volgend jaar sterf wil ik dit jaar niet werken". Op zichzelf is dat wartaal. Maar hij hanteert die bewust, omdat die ruimte laat. Je kunt er iets mee optillen.

Ook zijn musici zijn stuk voor stuk vakmensen, de knappe pianist Laurens van Rooyen voorop met wie Herman al heel lang samen speelt en ook recitals heeft gegeven.

De show van Herman van Veen is gisteravond tot ons overgekomen als een wonderlijk, fantastisch geheel dat gekenmerkt wordt door een opvallende dosis goede smaak. Van Veen zelf doet zich daarbij kennen als een kunstenaar die het vak van cabaretier op een geheel eigen wijze beheerst, een bezeten clown, maar die alle gekkigheld die hij op het podium uithaalt slechts gebruikt als voertuig voor wat hij aan zinnigs over het levensraadsel heeft te zeggen. Bij zijn publiek in Ulft vond hij daarvoor een gulle respons.



G.SCHLIMME VAN BRUNSWIJK