Rotterdams Dagblad
Frans Happel

Herman van Veen zoals Kick Wilstra bij Juventus

9 sept 1995

Volgend jaar pas kan Nederland kennis nemen van Herman van Veen zoals die nu in het buitenland is. In Duitsland, Amerika, deze week in Frankrijk, Parijs. Waar blijkt dat hij niet meer zo zwaar tilt aan zaken die hem beknelden. 'Het is soms heel moeilijk om vast te leggen waar en hoe je een pak op je donder krijgt'. Herman van Veen in l'Olympia, het mekka van het Parijse amusementswezen. Waar hij begint met het oudhollandsche liedje 'Roza': 'Alles in de wind, alles in de wind, jij bent mijn koningskind'. Rechts op het podium staat een Nederlands vlaggetje. Het is helder aangelicht. En wappert aandoénlijk door de zuchten van een windmachientje.

Niks geen 'Bonsoir, messieurs-dames. C'est un grand . Non. Pas du tout. 'Alles in de wind'. Dat is moedig. "Welnee," zegt Van Veen de middag na zijn eerste voorstelling in de Franse hoofdstad, "dat is dramaturgie. Ik ben tenslotte een Hollander. Dat moetje ze dan ook meteen duidelijk maken. Vandaar dat ik ook Duits en Engels zing. Dat hoort allemaal bij me. Als ik het weglaat, is het alsof ik een stuk van mezelf kwijtmaak."



Drie avonden stond hij deze week in 1'Olympia. Vijf jaar geleden was hij ook al eens kortstondig te gast in het befaamde theater, waar de herinnering aan talloze Grote Vedetten van de groezelige muren dampt. Waar Edith Piaf haar triomfen vierde, waar Georges Brassens, Jacques Brel, Juliette Greco, Barbara, Gilbert Bécaud, Yves Montand en Charles Aznavour al tijdens hun leven ten hemel stegen. Waar Herman van Veen, artistiek toen nog maar een broekemannetje, al in de jaren zestig op het podium had kunnen staan. Bruno Coquatrix. wijlen de eigenaar van l'Olympia, woonde toen een voorstelling van Van Veen bij in Eindhoven. "Hij wilde me onmiddellijk engageren. Maar wat moest ik nou ?! Ik sprak destijds geen woord Frans en ik was al zielsblij dat het in Nederland behoorlijk ging lopen."

Alles op z'n tijd. Ook: alles moet z'n plek krijgen. Herman Van Veen, inmiddels tot de vijftigers toegetreden, heeft vastgesteld dat het bij hem, ondanks alle succes, toch met kleine stapjes gaat. "Je gaat eigenlijk van uitnodiging naar uitnodiging. Ik had hier in Parijs 't liefst een lange serie gedaan. In drie avonden kun je namelijk niet de mondreclame op gang krijgen." Waarom dan geen lange serie? "Omdat, eh, dit me allemaal een beetje overvalt. Omdat, eh... (hij laat een opmerkelijk lange stilte vallen) ...eh. het aanbod is zo enorm.
Volgend jaar gaat dat gelukkig weer gebeuren, doe ik honderd voorstellingen in mijn eigen land. Dat geeft een rustig gevoel, dat is iets waar ik écht naar uitzie. Dan vraag jij natuurlijk waarom ik dat niet eerder doe, Nederland, waar ik dus zo naar uitzie. Dat precies is het probleem. Er zijn zoveel aardige dingen om te doen, er zijn zoveel keuzes te maken. Ik heb gekozen voor korte series in vele steden. Dat is soms moeilijk. Sta je in New York, begint het daar zo op te bloeien, dat er opeens een lange rij voor de kassa staat, dat de aanvang van de voorstelling moet worden uitgesteld tot iedereen binnen is. Dan ga je toch weer weg uit zo'n stad. Om een volgend stapje te maken."

Tweederde

Drie avonden Parijs. Om ook daar weer te vertrekken. Terwijl er voor de eerste avond toch zo'n duizend, spontaan betalende bezoekers zijn gekomen, die samen met een tweehonderd genodigden 1'Olympia voor tweederde vullen. De sfeer is goed, er wordt heel adequaat gereageerd en het slotapplaus is langdurig, gelardeerd met vele bravo's. De voorstelling die Van Veen presenteert in volkomen harmonie met zijn twee muzikanten, Erik van der Wurff en Nard Reijnders, is niet alleen evenwichtig, uiterst nauwkeurig gedoseerd, er straalt ook een zekere lichtheid vanaf, in elk geval een blijmoedige toon die bij hem lang niet klonk. "Het was een lichte avond, maar het had ook een heel melancholieke kunnen worden, er zijn zoveel factoren van de dag die dat bepalen. Toch is het wel waar: ik ben lichter geworden. Ik til er aanzienlijk minder zwaar aan. al moet je me niet vragen aan wat. Dit is wat het is en daar moeten we het maar mee doen. Tussen mijn veertigste en mijn vijftigste heb ik een heel zware periode gehad. Een briljante jonge Amerikaan, waarmee ik maanden, jaren gewerkt heb, die een heel nabije vriend van me was geworden, sterft op zijn tweeëndertigste aan Aids. Een Oostenrijkse makker, waarmee ik samen het Duitstalige tijdschrift Pierrot heb opgezet, krijgt opeens een soort kankerexplosie en is binnen enkele dagen dood. Zo waren er nog veel meer mensen die jonger waren dan ik, maar absoluut niet minder getalenteerd, die plotseling verdwenen. Voorts ben ik in die periode gescheiden. Dat zijn allemaal dingen die ik niet zomaar naast me neer kon leggen. Het woog allemaal veel zwaarder dan ik me ooit heb kunnen realiseren. Zie je tussen je veertigste en vijftigste ook nog eens een hele generatie verdwijnen. Dan stel je vast, dat er in die tien jaar ontzettend aan de appelboom is geschud."

Grote bek

"Daar komen bovendien nog andere facetten bij. Veel mensen van mijn generatie, die een grote bek hadden kom je nu op de meest onwaarschijnlijke Plekken tegen. Dan raak je dramatisch de weg kwijt. Je hebt me gisteravond, in dat magische j 1'Olympia zien staan, omringd door vrienden: Erik. Nard en al degenen achter de schermen. Dan krijg je een staande ovatie, je kinderen zijn gezond, vader en moeder leven nog, allemaal prachtig en mooi, maar het is niet van een leien dakje gegaan. Het is soms heel moeilijk om vast te leggen waar en hoe je een pak op je donder hebt gekregen. Dat je als Eric de Noorman nog met z'n zevenen weerstand biedt, terwijl je dacht dat het met z'n driehonderdenvijftigduizenden was. Datje ineens niet meer weet uit te leggen wat het verschil is tussen de VPRO en RTL. Daardoor ben ik geblesseerd geraakt. Niet kreupel, hè, geblesseerd slechts, want ik loop de race uit."

De veeltaligheid die Herman van Veen ook in 1'Olympia, Parijs, Frankrijk, schijnbaar achteloos mengt, bevat ook veel Duits, relatief heel veel Duits voor 1'Olympia, Parijs, Frankrijk. Dat lijkt een nogal linke keuze.
"Of dat kan in Parijs, moet me niet kunnen interesseren. Met Erik werk ik nu tweeëndertig jaar samen, met Nard ook alweer zo'n twintig jaar. Samen zijn we naar een soort Europese volksmuziek gegaan. Destijds in Carré was het soms net een rock 'n roll-orkest achter me. als gevolg van de tijd die er toen gierde. Nu zijn we drie reizigers, die op pad zijn met hun muziek, met hun overtuiging. Een overtuiging dan, die gebaseerd is op een paar hele basale waarheden. Zoals het verbijsterende geluk dat muziekmaken betekent. Ook en dat mag gek klinken: we zijn natuurlijk alle drie vaders met kinderen, drie mannen die een gezin hebben, die door al die vaat- vernauwingen heen zijn gegaan waarmee we allemaal te maken hebben, jij, het publiek, iedereen. Kleine zorgen, angst, wanhoop, geluk." "Drie reizigers, van hot naar haar. Dan is er ineens 1'Olympia. Fantastisch, daar niet van. Je weet dat er in dat theater ontzettend veel gebeurd is, je staat er toch anders dan in Carré. Je staat op zo'n toneel van 1'Olympia' om, haha, de voetballer in me te laten spreken zoals Kick Wilstra bij Juventus. Je kent het prestigieuze van dat soort zalen, maar toch: toch is het 't spannendst in Utrecht, believe me. Hier, in l'O- lympia ben ik gespannen, maar niet nerveus. In Utrecht ben ik wel nerveus. Hier kun je gewoon weg. Als ze hier zeggen dat je niet goed was, dat het tegenviel of zo. dan is dat jammer, maar je kunt hier gewoon weg. Uit Holland kun je nóóit weg."

"Ik kan het ook nog zo zeggen: als er een kind van je in de zaal zit, is dat veel spannender dan vijfhonderd journalisten op alle voorste rijen. 'Dat is pappa die zingt', denkt dat kin$ dan, 'dat is mijn pappa'. Of, gewoner nog, als je zingt voor een jongen die bij je in de klas heeft gezeten. Dat geeft hele andere informatie uit de zaal."

Tussen de velen die zich na afloop van de voorstelling bij de kleedkamer van Herman van Veen verdringen gen, bevindt zich ook Georges Moustaki. Ooit 'monsieur Piaf. nadien ook welzeker een artiest, die geheel op zijn eigen naam furore wist te maken. Steeds weer stapt hij naar Van Veen toe. "Om je even te knuffelen, ik kan dat niet genoeg doen." In een toelichting op die aanminnigheid stelt Moustaki: "Vooral de vorm van zijn programma, die vind ik subliem, uniek."
Van Veen zelf: "Ik heb een vorm die nauwelijks nog te veranderen is. Tsja, wat is het waarom daarvan. Er valt minder uit te leggen, omdat je geen twintig meer bent. Er valt ook niet meer te overtuigen. Al dat tumult dat de schrijver Günther Grass nu heeft laten ontstaan, met zijn boek waarin hij pleit voor een terugkeer naar weer twee Duitslanden ! Dan denk ik: dat is iemand die volstrekt in de war is. net zo in de war als ik op m'n veertigste. Grass is nu zo'n voorbeeld van verontwaardiging die groter is dan de vorm. Dan wordt het een soort loos stampvoeten. Vorm, een communicatie-vorm, móet je hebben, anders wordt het een egotrip. Ik denk toch dat mensen die onze voorstellingen bezoeken komen om je te ontmoeten, om iets van je aan de weet te komen. Heb je geen vorm, dan kun je voor iemand die op zoek is naar de Steen van Mekka iets als een Disney-Golgotha worden."

..Ik heb die vorm nu, ik loop de race uit. Ik ken mijn weg, zowel die ik achter me heb als die voor me ligt, los van het noodlot. Er is een soort wede in mijn donder."

Als Van Veen afscheid neemt van zijn publiek in 1'Olympia, klateren zijn muzikanten de herkenningsmuziek van Alfred Jodocus Kwak. Zo wordt een voorstelling voor volwassenen dus besloten met een kindereend. Herman van Veen (50): "We doen dat omdat het zo vrolijk is. En vrolijk is voor alle leeftijden."



Frans Happel