Nieuws van de Dag
WILMA NANNINGA

HERMAN VAN VEEN OOGST TRIOMFEN IN PARIJSE l'OLYMPIA

"In de schijnwerpers denk ik aan mijn zieke vader"

9 sept 1995

PARIJS, zaterdag
"Niemand kan zijn vader missen."
Herman van Veen, die de afgelopen week avonden achter elkaar de Parijse muziektempel Olympia aan zijn voeten kreeg, gooit het er zomaar uit.



Tijdens het succesverhaal komt 'thuis' om de hoek kijken. Hermans 77-jarige vader ligt in het ziekenhuis na een attaque. Een kijkoperatie zal dezer dagen uitwijzen of een volledig dichtgeslibde ader in zijn nek kan worden omgelegd of dat er een hersenoperatie nodig is.

"Niemand kan zijn vader missen", herhaalt de 50-jarige Herman, voor de repetities aan de koffie in het luxueuze hotel GeorgeV en voor hij 's avonds weer als een jonge hond over Parijs' befaamdste toneel zal dartelen.

Behoefte

"Je realiseert je dat je ouders ouder worden.' Je weet het. En toch als het gebeurt, overvalt het je. Ik vind dat ik daar ook best over mag praten. Dat is toch nog veel belangrijker dan dat ik tegen je zeg dat we in Chicago voor 150.000 mensen speelden of dat ik zo blij ben met de staande, ovaties in Parijs, omdat die hier zo ongebruikelijk zijn. Ik heb binnenpretjes als ik me in mijn kleedkamer in Olympia realiseer dat Jacques Brel en Edith Piaf op dezelfde wc-bril hebben gezeten, maar soms in de schijnwerpers denk ik aan papa. Vanmiddag zal toch niet de laatste keer zijn dat ik hem aan de telefoon had... Hij zal toch niet doodgaan net nu ik dit liedje zing... Ik heb er zo'n behoefte aan nog een tijdje zoon te zijn..."

Herman van Veen is op internationale tournee voor hij vanaf volgend jaar februari weer voor het eerst in vijf jaar honderd voorstellingen in Nederland doet. Hij is een van de zeer weinige Nederlandse artiesten die het ook over de grens helemaal hebben gemaakt.
Tot in New York toe: "Het is een vak. En je moet jezelf blijven. Misschien dat andere Nederlandse artiesten in Amerika te veel hebben geprobeerd als een Amerikaan te zijn en in Frankrijk te veel als een Fransman. Dat lukt natuurlijk nooit en dan misluk je ook als artiest. Het is niet voor niets dat ik aan het begin van de show een Hollands vlaggetje laat wapperen en met een Nederlands liedje start. De humor die we brengen is universeel. Ik gedraag me op het toneel als een kind dat alleen thuis is. Hé, een piano, wat kunnen we daar eens mee doen. Goh, een pluche konijn. En met pianist Eric en saxofonist Nard ontstaan er zo prachtige dingen."

Hij grinnikt. "We werken ook niet voor niks al zo lang samen. Met Eric ben ik al dertig jaar. Ja, Nard is een nieuwkomer. Wij zijn pas vijfentwintig jaar samen. Mijn hele ploeg is eigenlijk van net na de oorlog, van de generatie die zo zuinig is dat we het plakband het liefst twee keer zouden gebruiken,"
Het grote kind Herman tilt belangstellend het tafelkleedje op om de tijdschriftenbak van het George V te bestuderen. "Mijn moeder zou zeggen dat ze daar weleens een stofdoek doorheen zouden mogen halen. Voor de prijzen die ze hier rekenen. Zij had eigenlijk gehoopt dat ik huisarts zou worden. Later was ze wel hartstikke trots: als-jij het zelf maar leuk hebt, jongen. Ze gaat nog steeds weleens mee. Mama heeft dan de vaste gewoonte in hotels zoals dit te vragen of er een glas op haar kamer staat. Voor mijn tanden, voegt ze er dan resoluut aan toe. Luxe-receptionistes weten daar absoluut geen raad mee. Maar dan kan ik haar wel kussen. Lekker Hollands, recht voor z'n raap."

Hij is even stil. "Mama heeft nu andere dingen aan haar hoofd met papa in het ziekenhuis. En als er eenmaal kleinkinderen zijn... Als ik haar aan de telefoon heb, zegt ze bijvoorbeeld dat ze vindt dat mijn dochter Babette wit ziet. Dat houdt ze elke dag op de tv bij, want Babette is door haar optreden in soapseries zo langzamerhand beroemder dan haar vader. Als ik haar zelf op tv zie, slaag ik er trouwens niet in professioneel een oordeel te geven. Ik zie mijn kind iets zeggen tegen iémand en ik voel alleen maar dat ik haar verbijsterend zichzelf vind en dat ik verschrikkelijk veel van dat mokkel hou."

Herman van Veen is de clown met de diepe gedachten. De man die gelukkig is omdat hij, zoals hij zelf zegt, de tijd neemt naar de dingen te kijken en ze te voelen. "Als ik een boom moet snoeien omdat 'ie anders verstikt, snijd ik de afgekapte takken in stukjes en leg ze onderaan de stam. Die takjes zijn tenslotte van hem. Zo'n daad stellen, maakt me blij."
"Ik ben gelukkig als ik mijn schoenen hoor knerpen in verse sneeuw."

Doodgaan

We krijgen het over doodgaan. "Ik dacht dat me dat niet zoveel deed", zegt Van Veen peinzend. "Maar ik merk nu dat ik mijn leven anders aan het indelen ben, dat ik toch graag langer bij mijn ouders wil zijn, nu het nog kan. Weet je, vier weken geleden stierf de zuster van mijn vader, tante Gé. Ze was negentig. Bij tante Gé heb ik de helft van mijn jeugd doorgebracht. Ze woonde namelijk bij ons aan de overkant en als ik thuis een streek had uitgehaald, ging ik altijd gauw bij haar op bezoek. Toen we met het kleine plukje familie dat over is bij haar crematie waren, hield ik het niet meer. Met tante Gé ging een heel stuk van mijn kindertijd in rook op. Er ging een golf van onbehagen door me heen." "Tante Gé's dochter hield een toespraak. Mijn moeder, zei ze, heeft 35 jaar voor mij gezorgd en toen werd ze invalide en heb ik 30 jaar voor haar gezorgd. Dat was alletwee fijn. Punt. Het was de beste grafrede die ik ooit heb gehoord. Zo kan verdriet ook mooi zijn."

Herman van Veen kijkt op zijn horloge. De dagelijkse repetities, de vioolstudie, de stretching oefeningen wachten. Ook vanavond staat de 'vliegende Hollander', zoals hij in de Franse kritieken wordt genoemd, weer yoor een uitverkocht Olympia. Herman zal voor het doek omhoog gaat, nog even een kwartiertje met zijn vader bellen.