Parool

Herman van Veen:

"Kan was een schat"



9 september 1983
(Van onze kunstredactie)

AMSTERDAM - Carré, artiestenfoyer donderdagavond tien over elf. Herman van Veen is in de zaal bezig aan zijn toegift. Het programma duurt langer dan normaal. Het succes is groot. Van Veen weet nog niet dat Wim Kan overleden is. Terwijl het journaal begint, lopen de musici van Herman van Veen de foyer in. De stemming is bedrukt. Als Simon Carmiggelt op de buis de gevoelens van velen vertolkt, gaat Herman van Veen aan een tafeltje zitten. Witte badjas, witte broek, de wijde pijpen op kuithoogte, daaronder rode damespumps. Als nieuwslezer Harmen Siezen het overige nieuws aankondigt, staat de cabaretier op en loopt weg, terwijl hij zachtjes zegt: 'Ongelooflijk.'


Even later, in de kleedkamer, zegt hij aangeslagen: 'Ik hoor het net. Ik weet niet wat te zeggen.' Korte stilte. Dan: 'Ik kende Wim Kan heel goed, van heel nabij. Ik heb van hem een enorme warmte gekregen. Ik kwam veel bij hem thuis, we hebben veel gepraat, veel gecorrespondeerd. Hij was een deel van m'n leven. Dat is opeens afgebroken. Ik heb de afgelopen maanden alles geprobeerd om met hem in contact te komen. Dat is niet gelukt. Ik kreeg af en toe een klein briefje: het gaat nog niet, maar alles zal weer weer goed worden.'

Op dat moment komt televisie-regisseur Nico Knapper de kleedkamer binnen, de man die alle tv-registraties van Kan's oudejaarsconférences regisseerde. Ook hij heeft het nieuws net gehoord. Van Veen en Knapper begroeten elkaar. Knapper heeft ook de shows van Herman van Veen voor de televisie in beeld gebracht. Hij heeft vanavond toevallig de voorstelling van Herman van Veen in Carré bezocht, maar wat heet toeval?
Van Veen: 'Er is een schat weggegaan. Een schat van een man.'

De kritiek op zijn laatste conférence heeft hem weinig goed gedaan.
Knapper: 'Terwijl het toch niet zo ontzettend slecht was, als er geschreven is. Er zat alleen geen puntige conférence in, maar bij die terugblikken zaten hele aardige din- Van Veen wil liever niet over die conférence praten. 'Wim Kan was een unieke, warme man. Geen cynische mens. Hij had altijd respect voor iedereen. Een meedogenloos mooie vent. Ik heb het gevoel dat het hele vak nu ook minder is. De laatste tijd kreeg ik zo nu en dan een foto van Wim en Corry, genomen op een bospaadje. Daar was hij dan heel trots op.'
Knapper: 'Ja, zo van: ze staat weer.'

Van Veen: 'Simon Carmiggelt heeft het formidabel gezegd vanavond. Het bericht is nog steeds niet echt tot me doorgedrongen.'

Knapper: 'Voor Corry is het verschrikkelijk. Je had altijd het idee, dat als Corry zou overlijden, Wim twee uur later zou volgen. Het heeft nu iets van Wim die tegen Corry zegt: Ik ga alvast vooruit, kijken hoe het daar is.'

Van Veen: 'Toen ik hoorde, dat Kan afgelopen maandag in het ziekenhuis was opgenomen, heb ik meteen gebeld. Maar hij wilde met niemand praten, zo ernstig was het dus blijkbaar. We hebben meteen bloemen gestuurd. Twee mensen hebben voor mij in dit vak echt iets betekend. Meneer Dekker van Carré, een oude joodse man die hier honderdduizend jaar heeft gewerkt, en Wim Kan. Als ze je gezien hadden, bijvoorbeeld op tv, kreeg je altijd een telefoontje. In de trant van:
Het was goed, maar dat woord 'lul' was niet zo geslaagd.

Wim Kan was iemand als je vader. Ik heb de Louis Davidsring van hem gekregen, dat was fantastisch. Ik herinner me iets, dat heel typerend voor Wim en Corry is. Je kwam bij ze thuis en dan hing er een heel groot spinneweb in de deuropening. De deur moest open blijven en je mocht er niet door naar binnen. Al moest je omrijden over Aalsmeer, dat web moest heel blijven.'