Leeuwarder Courant

Wim Kan, de man die wist hoever hij te ver kon gaan



9 september 1983
„Ik ben geen man uit één stuk. Ik ben opgetrokken uit ontelbare stukjes twijfel, te zamen gehouden door Corry". Die uitspraak van Wim Kan, een van Nederlands grootste en warmste theaterpersoonlijkheden, staat in zijn boekje „Soms- denk ik weleens bij mezelf", dat dit jaar het Boekenweekgeschenk was.

Wim Kan en Corry Vonk zijn altijd een twee-eenheid geweest en Kan heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat het altijd Corry was, die hem de vrijheid schonk waarin hij zich als cabaretier en conférencier zo prachtig kon ontplooien. We hebben ze nog eenmaal allemaal innig samen kunnen zien na de oudejaarsconférence op de drempel van 1982 en 1983. Corry was zover hersteld dat Kan weer kon optreden. Het beeld van hun samen-zijn was van een zachte; ontroerende tederheid.



De ziekte van Corry Vonk moet Wim Kan veel heftiger hebben beroerd dan menigeen vermoedde. Zijn depressie kwam pas veel later en openbaarde zich aan de buitenwacht ruim een week geleden. Toen verscheen het bericht dat Wim Kan oververmoeid en volkomen uitgeput moest worden opgenomen in het St.-Radboud-ziekenhuis in Nijmegen, waar hij gisteren is overleden.


Cabaret-vader


WIM KAN WAS de cabaret-vader van het Nederlandse volk. Hij presenteerde zich op een manier die hem uniek maakte. Op een altijd milde wijze gaf hij ministers en andere ermeende leiders van het volk er trefzeker van langs, en elke politicus wist pas zeker dat hij niet helemaal deugde als Kan hem in zijn humor geen plaats had gegund. Met zijn spiritueel talent kwam de twinkelende conférencier jong en oud weer telkens opnieuw verrassen.

Het unieke van Kan was vooral dat hij alle lagen van de bevolking met zijn humor wist aan te spreken, zonder dat hij daarvoor zijn intelligentie hoefde te verloochenen. Kans grappen hadden altijd niveau en waren nooit platvloers of schrijnend. Godfried Bomans heeft eens heel raak over hem gezegd: „Wim Kan wist precies tot hoever hij te ver kan gaan',

Keihard cabaret was er voor Wim Kan nooit bij. Ook niet toen hij nog zijn eigen ABC-cabaret, samen met zijn vrouw, leidde. Bij dit in 1936 opgerichte gezelschap gaf Kan in het gedeelte vóór de pauze steeds de kans aan jong talent:
Paul van Vliet, Frans Halsema, Herman van Veen, ach wie niet van de nu vroeg grijze kleinkunstgeneratie heeft niet veel te danken aan het theaterinzicht van een bedachtzaam man als Kan.

Maar als het er werkelijk op aan kwam, stak Wim Kan zijn mening niet onderstoelen of banken. Het was in 1971 dat hij een voor hem ongewoon krachtig protest liet horen. Dit protest gold het bezoek van de Japanse keizer Hirohito, op uitnodiging van onze regering. Kan schreef er zelfs een uitgebreide brief over naar de koningin, en het werd voor hem een emotionele periode. Oude wonden werden opengereten, want aan Hirohito en Japan bewaarde Kan wrange herinneringen. Immers, van 1940 tot 1945 had hij met zoveel anderen in een Japans interneringskamp aan de beruchte Birma-spoorlijn moeten werken. Hirohito zou na dat bezoek aan ons land niet meer uit het repertoire van Kan verdwijnen. Temidden van de grappen zocht hij altijd even naar een ernstig moment om aan Hirohito en zijn daden te herinneren. Het waren vaak ontroerende ogenblikken.

In de oudejaars-conference in december 1981 kwam Kan ook nog even bitter op Hirohito terug. Tijdens de Alles is Anders-Show, waarin zijn optreden verpakt was, toonde Wim Kan opeens een gloednieuwe medaille. Op de vraag of dat een koninklijke onderscheiding was, antwoordde de conférencier vriendelijk;
ik zou bijna zeggen: gelukkig niet. Dan vertelt Kan dat hij die medaille verdiend had bij een schaatstocht over de Westeinderplas; dezelfde waarin hij in 1971 zijn oorlogsonderscheiding wierp, „toen ons land gastvrij open stond voor het staatsiebezoek van Hirohito". Heel fijntjes zegt Kan dan: „Toen ik over een stukje heel mooi doorzichtig ijs schaat- ste, was het alsof ik die oude medaille daaronder nog heel even zag blinken".


Ministerszoon


WIM KAN WAS was de zoon van een minister. Misschien wel daarom zijn tegendraadse voorkeur voor de politiek, die de Haagse Komedie op een heel andere manier in het licht zette dan de door het volk gekozen acteurs van het Binnenhof deden. Voordat Kan aan zijn artiestenloopbaan begon, volgde hij ruim twee jaar de Amsterdamse Toneelschool, maar eindexamen mocht hij niet doen, omdat hij zonder toestemming als figurant had deelgenomen aan voorstellingen van het Centraal Toneel. In die tijd was hij ook verliefd geworden „op een meisje van de revue". Dat was een schok voor de nette familie. Dat meisje was Corry Vonk van wie ouderen weten, dat zij over een bepaald soort buitengewoon talent beschikte, maar Corry stelde haar carrière op het tweede plan en zou zich haar leven lang wijden aan die van de man met wie zij trouwde, Wim Kan.

Ondoenlijk is het alle wapenfeiten uit het lange theaterleven van Wim Kan de revue te laten passeren. Want steeds waren er weer hoogtepunten en soms verraste Kan dan tussen alles door weer met iets heel bijzonders. Zoals op die eerste april in 1972 toen er in Brandpunt opeens een kolonel J. C. M. Dinkels met geaffecteerde stem het volk kwam vertellen dat het vijf voor twaalf was en de hoogste tijd om de defensiebegroting op te schroeven. Lang niet iedereen herkende in die oude ijzervreter meteen 's lands beminnelijkste conférencier.

Wim Kan was een perfectionist. Ouder wordend richtte hij op een schalkse, relativerende manier de aandacht van het theaterpubliek steeds duidelijker op de reusachtige spiekborden, die hij tijdens zijn optreden altijd op de toneelvloer had liggen. In interviews heeft hij altijd laten weten hoe onzeker hij steeds weer was over de kwaliteit van zijn programma's, in het bijzonder die van de oudejaarsconférences, „Als het doek zakt, rijst de twijfel", heeft hij eens gezegd.

Naarmate hij ouder werd, bleek Kan ook milder te zijn in zijn theateroptreden, maar saai werd daardoor niets. Meer een prachtig verdiepen van de wijsheden van een oude vader. En in zijn boekje „Soms denk ik wel eens" staat dan ook „Ik word mij dagelijks bewuster: ik ben geen vechter meer, maar een beruster".