Leidsch Dagblad
Bert Koekebakker

Herman van Veen bespeelt zijn publiek indrukwekkend

9 september 1977
LEIDEN- Het is fascinerend en een beetje vreesaanjagend tegelijkertijd. Een zonder enige twijfel getalenteerde cabaretier heeft een bril opgezet zonder glazen en enige woorden gemompeld om zijn gebaren en zijn daarop volgende dialoog met het publiek in een kader te plaatsen. En het publiek reageert daar vervolgens op door alle aanwijzingen van de cabaretier letterlijk op te volgen. De cabaretier, het gaat hier om Herman van Veen lijkt een bijkans huiveringwekkende macht te kunnen uitoefenen op zijn publiek.


Hij bespeelt het publiek dat alleen al voor de verschijning van Van Veen op het podium bereid lijkt de entreeprijs te betalen. "Omaatje" en de "Vlinders voor de open ventilator" zijn stuk voor stuk alibi's, die dienen om het vakmanschap van Herman te bevestigen. Hij werd gisteravond muzikaal (ondersteund door o.a. Harry Sacksioni, een zeer begaafd gitarist, die als geen ander subtiel gitaarspel kan combineren met het incidenteel zeer wilde en onoverzichtelijke vioolspel van Herman.
Dat onverwachte element in zijn spel komt nadrukkelijk tot uiting, wanneer hij western elementen in zijn optreden met Harry inbouwt en even later wederom, wanneer vier muzikanten drie akkoorden afwisselen met vier passen "naar links". Macaber is dat gedeelte, waarin Herman met lampekap op het hoofd en geflankeerd door twee mannen, die zwarte vlaggen dragen, zich tot het publiek wendt. Van Veen, die zowel vanavond als morgenavond nog voorstellingen geeft in de Stadsgehoorzaal, vindt tijdens zijn avondvullende theatershow zijn kracht in zorgvuldig voorbereide woordgrapjes en mimische absurditeiten, die zo geïmproviseerd op het publiek overkomen, dat men alleen al door het spontane en zorgeloze effect aanhoudend moet lachen. Soms lacht Van Veen mee; wanneer hij die ene jongeman uit het publiek toch op die stoel heeft weten te praten en de laatste zich redelijk ziet redden door gewoon letterlijk de aanwijzingen van Van Veen op te volgen.

Herman van Veen heeft liedjes, die je meenemen ver van deze woelige wereld; hij heeft ook tumultueuze geluidseffecten, die je naar het einde van de voorstelling doen verlangen. Tussen die twee uitersten is hij geniaal bezig de suggestie op te houden, dat hij zijn eigen identiteit zoekt.
De identiteit vanVeen is immers dermate nauwkeurig geprofileerd, dat het een suggestie moet blijven. Van Veen is voor z'n publiek herkenbaar geworden. Wellicht is dat de reden, dat men in de zaal tot slaafse volgzaamheid bereid is. Of is het toch, die fascinerende greep, die hij op zijn publiek heeft en waaraan Wim Kan al lang geleden gewaagde?



Bert Koekebakker