Utrechts Nieuwsblad
Lex Brom

Van Veen meester in zijn geboortestad



9 mei 1983
UTRECHT
Vijfmaal treedt Herman van Veen op in Utrecht, zijn stad. Even zo veel keren is de voorstelling in de Stadsschouwburg uitverkocht. Mogelijk komt het doordat Van Veen een „thuiswedstrijd" speelt. Feit is dat het Utrechtse publiek geestdriftig reageert, op de show van Van Veen. Een programma dat aan'gekondigd werd als 'nieuw', maar dat een groot aantal nummers bevat uit de show die hij vorig jaar in Carré deed vóór zijn Amerika-avontuur.
„Ik schrijf de teksten tegenwoordig niet meer vanuit het Algemeen Beschaafd Nederlands. Dat beperkt me. Ik doe het nu vanuit het dialect van mijn geboortestad, Utrecht". Dat zei artiest Van Veen een tijdje terug tijdens een radio-interview.

Deze uitspraak bewijst hij in zijn show. De onderdelen „Meneer Mok", over de vioollessen tijdens Van Veens Utrechtse scholierentijd, en „sollicitatie" , waarin hij in onvervalst Domstad-dialect een werkloze speelt, zijn onbetwist hoogtepunten van de uitvoering.
Van Veen is nooit een man geweest die in zijn programma meedogenloos tegen de orde aanschopt. Maar hij verwerkt wel altijd een portie maatschappij-kritische kanttekeningen in zijn show. Ook nu maakt hij daarop geen uitzondering. In de schitterende uitbeelding van een aantal reizigers op het perron van een station, heeft Van Veen het over de „hypocriete : welvaartsstaat". In het daarop volgende liedje „De Lichte Vrouw" bekritiseert de artiest die houding ten opzichte van de „donkere man".

Morbide humor demonstreert Van Veen in de scène over het vreemdgaan in een tweepersoonsgraf. Uiteindelijk blijkt dat de overspelige echtgenoot met zichzelf is vreemdgegaan.
In Van Veens programma komt de dood toch nog wel eens om de hoek kijken. Een keer zegt de entertainer: „Gaan we : dood? Ik heb wel eens de neiging om alvast te gaan kijken", In een liedje beschrijft Herman van Veen verder een man die zelfmoord wil plegen. De man kan 't niet. De wil om te leven is sterker dan de drang om voor de trein te vallen.

Ook het kind is een steeds terugkerend en niet onbekend thema in Van Veens programma.De diverse scènes die hij speelt met een pop doen wat obligaat aan. „Zonder kinderen heeft het leven geen zin" is echter zijn opvatting.

Zeer de moeite waard te het onderdeel over ene Kees, een man van deze wereld die in een erotische scène met zijn vrouw een uitermate ongelukkige climax krijgt te verwerken.
Minder geslaagd is het moment waarop Van Veen in de huid van een schreeuwende Japanner kruipt. Deze act doet geforceerd aan. Heel wat minder moeite heeft Van Veen met de uitbeelding van een opgewonden Fransman. Slechts aan het opzetten van een alpinopet heeft Van Veen voldoende: daar staat een Fransman. Diens pianospel is evenzeer origineel.


BALLON


Een enorme ballon Is gedurende de gehele uitvoering een Intrigerend rekwisiet. Verschillende keren doet Van Veen pogingen om het bungelende ding te bereiken. Vóór de pauze doet hij zeer veel moeite om het ronde geval aan te raken. Als een lenige kat klimt hij in een touw. De op dat moment dichtslaande gordijnen laten de toeschouwers nog in het ongewisse of Van Veen de ballon te pakken krijgt.

Na de pauze verandert dat. Voldaan grijpt de artiest de bol vast. „Mijn wereld" mompelt hij. Of is toch dat kleine pingpongballetje dat Van Veen steeds uit de zakken of uit de mond tovert, zijn „kleine wereld"?
Op muzikaal gebied blijkt Van Veen definitief te hebben gekozen voor de „mooie" luisterliedjes. Eindigden in het verleden zijn songs nog wel eens in een bombastische brij, dit keer is daarvan geen sprake. Gelukkig maar want Van Veens warme stemgeluid is geknipt voor gevoelige songs.
De muziek past zich aan de gevoeligheid aan. Slagwerk ontbreekt. Toetsenman Erik van der Wurff, een man met wie Van Veen al vele jaren samenwerkt, heeft als vanouds een dominante rol. Bassist Cees van der Laarse overheerst in sommige nummers iets te veel met zijn Instrument, terwijl saxofonist- klarinettist Nard Reijnders wel eens wat te veel op de achtergrond blijft.

Van Veen zelf speelt veel op de viool (één keer zelfs met "losse handen"). Daarnaast bespeelt hij de mondharmonika en in een tweetal nummers de vleugel. In een liedje met fantasietekst „musiceert hij ook op zijn holle wangen en zelfs op het kale hoofd".

Enkele nog zeker vermeldenswaardige programma-onderdelen zijn die van de „Dictator", waar Van Veen een perfect getimede applaus-manipulator speelt. Voorts de act van „Sperman Explosive Johnny" en verder het fraaie liedje over de Dwaze moeders.

De prachtige scène van de werkloze Utrechter is al even genoemd. Plotseling blijkt de platsprekende sollicitant Herman zelf te zijn. „Ik mag dan niet aan het werk komen, ik heb in elk geval het talent dat ik kan zingen", meldt Van Veen. En: „Ik ben blij met dat talent". Gezien de reacties van het publiek blijkt hij niet de enige te zijn die blij is met zijn talenten.



LEX BROM