Arnhemse Courant
Leo Vromans

Herman van Veen in de schouwburg

Hij doet alles en doet alles nog heel goed ook

8 december 1970

ARNHEM — Herman van Veen is gisteren over het toneel geraasd; een stampvolle Stadsschouwburg is daar getuige van geweest. Er is niemand te bedenken in de theaterwereld, die zo dynamisch bezig is maar naast die alles verzengende uitingsdrift is er de mijmering, de wat zoete melancholie, het soms schrijnend navrante lied. Dat gebeurt ditmaal in een programma, dat de indruk wekt, ter plekke geďmproviseerd te worden en dat spot met de geijkte normen van op zijn tijd een levenslied, een spitse conference en wat lekker lopende muziek.


Herman van Veen is niet te vangen onder een noemer. Vroeger, zo'n vijf jaar geleden, toen hij voor het eerst opdook kon men nog van hem zeggen, dat het net een jonge hond was, die maar wat aandartelde. Nu is dat in feite nog steeds zo hoewel er toch meer diepte gekomen is in wat hij doet.


Ideetjes


Oppervlakkig beschouwd trekt hij zich van niets en niemand wat aan en laat hij de ene inval na de andere opborrelen. Wat hij met al die ideetjes doet hangt steeds in de lucht en er zijn dan ook herhaaldelijk momenten, dat hij een gekozen thema, of dat nu een tekst met of zonder muziek is, plotseling afkapt en op een geheel ander stramien doorborduurt.

Intussen, is dat schijnbaar vrijblijvende „entertainen" verpakt in een af en toe geniaal getimed raffinement. Luister de begeleidingen van de liedjes (dat verkleinwoord past hier eigenlijk niet) er maar op na, om maar te zwijgen van de manier waarop de nummers geënsceneerd zijn.


Verhaaltjes


Dat begon al niet het openingsnummer, waarin hij een waanzinnig soort Faganini in rode jas neerzette. Binnen een paar seconden voert hij de spanning op en verbreekt hem weer even snel.
Hij praat en zingt en dat praten bestaat niet uit gietijzeren grappen maar uit meesterlijke verhaaltjes zoals over het schoolvriendinnetje Adri die er even zalig uitzag als een verse, jonge spercieboon of van de jongens, die mochten vertellen, wat zij voor, schitterends hadden beleefd tijdens een week-end met hun ouders. Verhalen met een prachtige pointe.

Omdat Herman alles kan, zingt hij voortreffelijk. Hij kan inderdaad alles, niet alleen met zijn stem, maar ook met zijn lichaam, dat danst en beweegt als was dat dansen zijn vak. En hij is een veelzijdig instrumentalist waar hij speelt viool, hij speelt piano en hij drumt of hij nooit anders deed. Hij schept sfeer en wanorde tegelijk, hij biologeert in het lied over Jacob Olle, hij sticht verwarring als hij tijdens een tafeltenniswedstrijd het balletje gaat zoeken in de zaal, kruipend, klimmend, en lopend over mensen en stoelen.


Combo


Achter en met hem is er dat geweldige combo, die muzikaal alles in zijn mars heeft en de klasse van de begeleidingen tot iets heel aparts verheft.

Om kwart voor elf moest het afgelopen zijn maar toen zette Herman zich achter het drumstel en werd er beat gemaakt voor eigen genoegen. Oorverdovend maar toch wel weer zo, dat er jongelieden het toneel opklommen om te dansen en omdat Herman dat blijkbaar fijn vond zong hij nog wat toegiften. Het liep al met al een half uur langer uit dan gepland was.

Kortom, dit is een chaotisch stukje, maar tenslotte moest dit een verslag zijn van wat ik gezien heb, Herman van Veen, een cabaretier, die geen cabaretier, maar zichzelf is. Vanavond is hij er weer.



LEO VROMANS