Leidse Courant
david Levie

JODOCUS QUAK PIKT IN GEVOELIG ROOD VLEES

Herman van Veen grote held in Oost-Berlijn

8 oktober 1987


"OOST-BERLIJN - De drukte begint al tegen half zes in de Friedrichstrasse. Jonge mensen vragen toeristen „of ze nog kaartjes hebben". Ze weten dat hun kansen niet groot zijn. Avond aan avond proberen ze het opnieuw. Van dat legertje heeft slechts een enkeling geluk. Aan de kassa hoeven ze het niet te proberen. Al weken hangt het bordje „uitverkocht" voor de ingang van het theater. Herman van Veen, 24 oktober in het Congresge- bouw in Den Haag, staat ook in Oost-Berlijn borg voor volle zalen.


Berlijn, Hauptstadt der DDR, viert feest. Uit heel het land heeft de overheid werklieden opgetrommeld om het 750-jarig bestaan van de stad tot een .succes te maken. Nieuwe hotels zijn uit de grond gestampt, cafés zijn zojuist geopend, hele wijken zijn gerenoveerd, de beroemde Friedrichstrasse is aan een grondige opknapbeurt onderworpen en in de winkels liggen consumptieartikelen die anders vrijwel nooit verkrijgbaar zijn. Berlijn is ten minste een jaar lang de etalage van de socialistische heilstaat. „De rest van het land moet daarvoor boeten", merkt een kritische inwoner schamper op. „In sommige dorpen zijn zelfs appels niet meer te koop. Alles wordt naar Berlijn gehaald. Hier komen immers de meeste buitenlanders. De regering levert haar visitekaartje af".

Theaterliefhebbers komen aan hun trekken. De Oostberlijner die geen relaties heeft, moet maar afwachten of hij aan de bak komt. Lange rijen vormen zich voor de kassa's. Sommigen zijn bereid 24 uur te wachten. Succes is echter niet gegarandeerd. De zwarte markt tiert welig. Iets voor zevenen proberen de hardnekkigsten het bij de ingang nog een keer. Misschien heeft iemand zijn kaartje niet opgehaald.

Herman van Veen is voor zeven voorstellingen gecontracteerd. De theaterdirectie heeft het nog even geprobeerd. Een paar extra edities onder voorbehoud. Het komt er niet van. Wel is Van Veen bereid in een platenwinkel de hoes van zijn zwarte schijven van een handtekening te voorzien. Een volksoploop is het gevolg. De Oostberlijners, die toch menige rij gewend zijn, wrijven hun ogen uit. Elders in de stad, op het balkon van het Zelter Muziekhuis in de St. Nicolaaswijk, neemt de artiest uit Holland een waar defilé af. Herman zwaait naar zijn aanhang. Voor de meesten is dit de enige gelegenheid om een glimp van de meester op te vangen. Herman van Veen is in de DDR een beroemdheid. In 1982 was hij er voor het eerst. Het Palast der Republik puilde uit.
Tienduizenden zagen hem vier jaar later tijdens het „16. Festival des politischen Liedes" in een bomvolle Werner Seelenbinder Halle, waar ook de Oostduitse tv acte de présence gaf. Begin dit jaar verscheen Van Veen opnieuw op de buis als gast van Gisela May in het populaire programma „Pfundgrube". En tussen de bedrijven door stemden miljoenen hun zender af op de Westduitse tv om Van Veen aan het werk te zien. Inmiddels heeft hij een elpee in de DDR uitgebracht, een Duitstalige versie van zijn bekendste liedjes. Als warme broodjes gingen de schijven over de toonbank. De plaat is net als zijn voorstellingen uitverkocht.

Om zeven uur is het zover. Herman van Veen, een groot orkest en een ballet brengen de Musikfabel Jodocus Quak tot leven. In '85 nam Jodocus van Vren in Hamburg plaats op het Teutoonse ei dat hij in samenwerking met vertaler Thomas Woitkewitsch had gelegd. Jodocus Quak brengt in Oost-Berlijn jong en oud in vervoering. Een bont en kleurrijk geheel dat wedijvert met de talloze vlaggetjes in de gepavoiseerde stad. De Muur lijkt heel ver weg. De autochtonen in de zaal zijn twee uur in de ban van een geestelijke Republikflucht.

Eend Alfred Jodocus Quak, „Ich bin zwar klein, doch ich bin auf Zack" snatert victorie. Af en toe pikt Jodocus in gevoelig rood vlees. Het publiek reageert wat lauw als Van Veen een refrein inzet. „Vergeet het", roept hij. „Als atletieknatie stellen jullie inderdaad wat voor. Jullie zijn al aan de finish als wij nog uit de startblokken moeten komen. Maar meezingen, ho maar. Wat is dat hier voor 'n republiek?". Na deze opmerking kan Herman niet meer stuk. Maar hij gaat door. De nationale luchtvaartmaatschappij, die nu eenmaal bekend staat om haar service, krijgt een veeg uit de pan. „Ik heb mijn leven gewaagd om hier te komen. Een reis met Interflug. Bovendien hebben ze me in het vliegtuig met jullie koffie proberen te vergiftigen. Daarna ben ik opgehaald in een auto van karton. Meezingen dus". Ich bin zwar klein, doch ich bin auf Zack, schalt het door de zaal.

Na anderhalf uur ononderbroken topamusement steekt Jodocus Quak de kop tussen de veren. „Zugabe", schreeuwen schorre kelen. Van Veen weet hoe lang zijn Oostduitse aanhang op hem heeft moeten wachten en hoeveel moeite ze in de DDR hebben moeten doen om een kaartje te bemachtigen. De toegift neemt drie kwartier in beslag. Een schlagerfestival A la Herman van Veen.

„Ich hab ein zartliches Geftlhl, für jeden Nichtsnutz, jeden Kerll, der frei umherzieht ohne Ziel, der niemands Knecht ist, niemands Herr" (Ik heb een warm gevoel voor iedere nietsnut, iedere kerel, die vrij rondtrekt zonder doel, die nie- mands knecht is, niemands heer), zingt Van Veen. Het lied krijgt ineens een politieke lading. Het is muisstil in het Berliner Ensemble. Na afloop valt hem een staande ovatie ten deel. „Opzij, opzij, opzij", volgt in het Nederlands. Herman duikt de zaal in, neemt toeschouwers mee in zijn polonaise.


Kranten


De media - de tv is in de zaal aanwezig - doen mee aan de euforie. De partijkrant Neues Deutschland noemt Van Veen „een gevoelige komediant die over een breed muzikaal spectrum beschikt. Het publiek vat zijn programma op als een parabel, als een aanklacht tegen het parasitisme, en als een oproep tot tolerantie en solidariteit". Een andere Oostduitse krant, Der Morgen, noemt het programma van Van Veen een „geslaagde combinatie van echte naïviteit en schitterend vakmanschap". Met een verwijzing naar het feit dat Van Veen niet alleen de muziek geschreven heeft, maar ook de teksten en dat hij ook zijn eigen regisseur is, komt deze krant tot de slotsom dat Herman van Veen een „tovenaar met woorden, klanken en gebaren" is.

De held zelf blijft echter onbereikbaar voor Nederlandse journalisten. „Herman heeft alles gezegd, wat hij wilde zeggen", aldus een medewerker. Van Veen zong het jaren geleden al: „Getuigen zijn zelden helden, echte helden getuigen zelden".



DAVID LEVIE