Het Binnenhof
Ton Oliemuller

Erik van der Wurff emotioneel gebonden aan zijn muziek

8 april 1976

Schreef de show-recensent van het gezaghebbende blad „Die Zeit" bij een optreden van Herman van Veen in Duitsland "Alle lof voor de magiër van Veen, maar componist/organist/pianist Erik v.d. Wurff draagt als geen ander deze voorstelling muzikaal. Hij valt nauwelijks op, maar hij is de ziel van de avond".

Erik v.d. Wurff desgevraagd: „Als je die paar lovende zinnen over mij in een hele lange recensie over Herman losmaakt van de rest lijkt het inderdaad of daar staat, dat ik belangrijker ben dan Herman. Muziek vormt een essentieel deel van de shows van Herman en in de praktijk van een jaar of tien is het nu zo, dat wij samen deze muziek maken. Ik heb die recensent in de zaal zien zitten. Van zijn plaats af moet vanachter de piano voor hem alleen mijn voorhoofd zichtbaar geweest zijn. En waar ik die avond misschien erg geïnspireerd heb zitten spelen, moet die man hebben gedacht: Die pianist verdwijnt goeddeels achter zijn piano, maar hij fungeert op de achtergrond als een man die de show muzikaal draagt. In die geest moet hij zijn recensie hebben geschreven".



Nu kan Herman van Veen een hoop, maar teveel hooi op zijn vork zou hem kunnen opbreken en waar hij en Erik al jarenlang sinds het Utrechts Conservatorium muzikale maten zijn, ligt het voor de hand te veronderstellen, dat Herman, druk met tekst en vorm van zijn shows, de muziek zo'n beetje voor rekening van Erik laat, omdat die toch altijd al op zoek is naar die ene noot die net iets mooier klinkt. Erik laat de buitenwacht rustig gissen naar het zwaartepunt in deze samenwerking. Hij ervaart het vooral als samendoen.
Komt Herman met een nieuw melodietje of enkele maten daarvan, dan giet Erik het meestal direct in een geraamte, omdat hij zich van vak en passie muzikant voelt en van hun beiden over de meeste mogelijkheden en kennis beschikt Daarna volgt bij wijze van spel de inbreng van twee kanten. Herman verzint een nieuw vervolg, Erik stuwt het weer naar een speelse kant, waarna Herman opnieuw zijn muzikale fantasie laat gaan en Erik het geheel in een speelbare vorm brengt.
Herman weerhoudt met zijn fantasie en vindingen Erik van al te ingrijpende muzikale regels, die de muziek dood zouden maken, terwijl Erik de vondsten van Herman binnen de perken van de redelijkheid houdt, zodat de muziek niet als een golfslag van ongecontroleerd geluid door de zaal slaat. Erik zowel als Herman hebben., ofschoon zij van het begin af sterk in elkaars straatje werkten, elkaar leren aanvullen. We herinneren ons levendig de eerste shows, waarin tekst en muziek min of meer naast elkaar bestonden. Pas in de loop der jaren hoorde men de vervlochtenheid groeien en in „En nooit weerom" bestaat het één vrijwel niet zonder het ander, sterker: stuit men op muzikale grappen van soortgelijke verstrekkende diepgang als de tekst. Het komt alles op de toeschouwer over als uit één stuk gegoten. Dit samen-doen heeft zulk een unieke betekenis gekregen, dat die Duitse recensent uit zichzelf niet eens op de gedachte kwam van een dergelijk verschijnsel en Erik als de belangrijkste muzikale man van de twee aanmerkte.


Geen zin


En toch had Erik helemaal geen zin in muziek, toen hij op zijn zevende jaar als te doen gebruikelijk in het gemiddelde Nederlandse gezin naar pianoles meest. Als kind wil je ook wel eens buiten spelen. Per jaar nam de ambitie in de muziek echter toe en dit leidde tot het Conservatorium, waar hij leerde voor pianoleraar, mitsgaders de theorie onder handen nam, waarbij hij nogal eens voor problemen werd geplaatst die hij middels gesnuffel in allerlei muziekboeken in zijn tienerjaren al zelfstandig bad opgelost. Hij onderzocht alle dingen, behield het goede, maar kon het niet opbrengen vijf a zes uur per dag te pingelen, nodig om je de techniek van het pianospel eigen te maken.

Erik v.d. Wurff: „Ik heb altijd veel te weinig gedaan aan de verplichte nummers. Ik zal me dan ook niet beroepen op een formidabele techniek, nodig om in het klassieke genre uit de voeten te kunnen. Daar voel ik me ook niet toe aangetrokken. Ik creëer liever zelf muziek. Begeef je je in de klassieke muziek, dan word je een vertolker van de traditie, waarbij je altijd mensen op je weg vindt die beter zijn dan jij. Dat leek me een heilloze zaak. Iedereen heeft de plicht de sterkste kanten in zijn talent te ontwikkelen. In die richting heb ik altijd gewerkt en dat geeft mij de meeste bevrediging. Toen ik van het Conservatorium kwam, heb ik als sessiemuzikant allerhand platen-artiesten begeleid. Je steekt daar veel van op, maar als het je levenswerk wordt, is dat fnuikend. Ik heb er collega's van aan de fles zien raken".

Zijn voorkeur voor de lichte muziek bracht hem op het Conservatorium in conflict met docenten, die hem met de nek aankeken. Erik kan dat niet goed plaatsen. Want daardoor wordt klassiek iets heel hoogs, terwijl het er niet minder om is als het op de hoek van de straat zou worden gespeeld. Zolang dat niet gebeurt, wordt het nooit iets van de mensen zelf".


Heimwee naar herfst


klassiek heet wat de mens door alle tijden heen aanspreekt, omdat men er zijn eigen emotie in herkent. Verre van zich een klassiekeling te vinden zoekt Erik in zichzelf constant naar die emotie. En poogt hij die ook te verwezenlijken in zijn muziek. Uit alles wat in de loop der jaren aan composities, melodieën en ideetjes in hem is opgeweld heeft hij zijn instrumentale lepee „Heimwee naar de Herfst" samengesteld, mede gebaseerd op de gevoelens die hem elk jaar in de herfst overvallen, een jaargetijde dat voor zijn gemoed schijnt geschapen.

Eric: „Alle ideologische" achtergronden van mijn werk zitten er in, door mijzelf gespeeld, omdat iedereen de beste vertolker is van zijn eigen ideeën. Dit laatste vind ik ook het sterkste punt in de theatershows van Herman. Ik zelf luister weinig naar mijn plaat, maar wel speel ik dezelfde muziek weer vaak door, omdat ik er behoefte aan heb in die sfeer te verkeren, waarbij alles elke keer toch net weer even anders klinkt. Ze vragen ook wel eens aan mij of het niet afstompt vier avonden per week achter de muziek bij Herman. Maar geloof me, geen avond is die muziek eender. Je dwingt elkaar tot speelplezier. Dat levert elke avond weer iets anders op dat boeit. Dat ligt ook besloten in de hele werkgemeenschap van „Harlekijn": alleen zij doen die dingen waar ze plezier in hebben".

En dat mag dan wel slaan op alle muziek waar Erik de hand in heeft gehad. Het is niet mis in tien jaar tijd: muziek voor Robert Long, Loekie Knol, Rob de Nijs, Mieke, The Cats, Utrechts Jazz Orkest, VARA 's Dansorkest, bij het toneelstuk ,,De droom van een midzomemacht", Ramses Shaffy, Liesbeth List, Gerard Cox, Bea Brandts Buijs, ook toneelmuziek voor Herman van Veen's tweede stuk „Jukebox 2008" en dan stoppen we met de opsomming in het besef verre van volledig te zijn. Hij ontvangt van de kritiek veel lof voor al dit uiteenlopende werk, omdat het nooit routine is geworden.

Eric: „Het is nonsens om mensen te verheerlijken die muziek maken. De grootste componisten waren mensen die hun muziek als vak beoefenden. Je moet waar maken waar je voor wil staan, emotieneel aan je artikel gebonden zijn".



TON OLIEMULLER