IJmuider Courant
John Oomkes

Herman van Veen wint aan profiel



7 september 1981
'Herman van Veen met avondvullend programma. Met medewerking van Erik van der Wurff (toetsen), Cees van der Laarsse (bas) en Henk Zomer (drums).

Haarlems Concertgebouw, 6 september 19SI.



HAARLEM. — „Ik las op jouw gezicht alleen de regels van het gesticht", zingt Herman van Veen ergens in een breekbaar lied over krankzinnigheid. Hij doet dat in een allesvergend, avondvullend programma dat niet onder een titel gebukt gaat en nauwelijks in ons land te zien is geweest voo dat het zeer binnenkort voor lange tijd geëxporteerd wordt naar het Duitse taalgebied. Van Veen verdwijnt een poosje uit het beeld. Dat doet hij naar mijn stellige overtuiging bewust.


Niettegenstaande zijn rijk gevarieerde talent, dat op tal van gebieden de afgelopen twaalf, dertien jaar van zich heeft doen spreken, zat Hermie — zoals hij zichzelf wel in een half Utrechts, half Engels taaltje pleegt aan te duiden — op dood spoor. Van Veen kwam de laatste jaren steeds minder los van de cliché's in beweging, mimiek en tekst, die hij zelf had doen inslijten. Een modieus soort medemenselijkheid, de neiging om een maatschappelijke bewogenheid te suggereren en het soort bevlieging dat je bij zendelingen en missionarissen aantreft, kenmerkte zijn verschijning.

Droef dieptepunt in die neergaande ontwikkeling betrof Onder Water, een sprookje voor kinderen dat geschikt was voor ouderen. Meligheid in plaats van humor, clichématigheid in plaats van een fris concept waren de meest in het oog springende tekortkomingen van dit to- taalprogramma. Ik schreef toen dat ik met gekromde tenen had zitten kijken.
Onder Water werd neergesabeld door vaderlandse kritiek.

Je kunt merken dat Van Veen met een nieuw esprit sindsdien van start is gegaan. Het nieuwe programma, dat nog heel even refereert aan Onder Water in het gesprek met God en het verhaal van de puber die het ouderlijk huis verlaat, werd in de praktijk ontwikkeld en geboren uit bittere noodzaak. Je proeft dat, even heel duidelijk op het moment, waarop het geluid van overvarende haringkotters uit Onder Water wordt afgedraaid en Van Veen schreeuwt dat dat geluid ergens anders thuis hoort. "Weg wezen, ik ben weer de clown, de harlekijn, de seniele grappenmaker".

Het theater, binnen de beperkingen waarvan Herman moet werken, maar waaruit hij telkens weer met alle kracht wil losbreken, moet als een gesticht zijn voor iemand die er zo lang in verkeert als Van Veen. In zijn nieuwe programma verloochent hij zichzelf niet. Zijn gewoonte om emoties niet te langdurig neer te zetten is gebleven, evenals de techniek om snel van karakter te veranderen en het publiek eigenlijk geen rust te gunnen. Zijn neiging om op wat verwufte en hautaine wijze zijn gehoor serieus te nemen ook.

In het nieuwe programma lopen die eigenschappen niet zo zeer te hoop dat de constructie en de intentie van waar Van Veen mee bezig is, verstoord wordt. Herman mag dan als seniele clown binnen een gesticht moeten werken; als hij wil, kan hij dat subliem. Die herwonnen kracht om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden resulteert in een show, die zijn geschonden reputatie op had kunnen vijzelen naar het oude niveau. Voor de pauze levert dat een dynamisch, na de hervatting een bezonken toneelbeeld op, voordat de finale een perfecte synthese van beide oproept.

Van Veen noteert in deze nieuwe show met een scherpere stift de zaken die hem| opvallen dan voorheen. Zijn makkelijker suggestieve en in wezen vrijblijvende werkwijze laat hij soms zelfs geheel varen. Zo raakt hij de kern van het kunstenaarachap in Als Hitler toch de oorlog had gewonnen. Dan vraagt hij zich af; „Had ik in duistere tijden een lied van bloed en bodem of van verzet gezongen?"

Van Veen durft niet alleen karakter te tonen (dat lied gaat straks ook in de Bondsrepubliek), maar werkt emoties en belevingen over religie, seks en eenzaamheid eindelijk weer eens zorgvuldig uit.


Dan valt zelfs het functioneren binnen het gesticht dat theater heet, mee, geloof ik.



JOHN OOMKES