het Binnenhof
Ton Oliemuller

Qua levensgevoel past Rob Chrispijn bij Herman van Veen

7 april 1977
„Muziek, zang en tekst zijn één", zegt Herman van Veen en men tornt dan ook niet aan de kwaliteiten van deze magische theaterman als men voor zijn muziek op Erik v.d. Wurff wijst, zomin als men bij een deel van zijn teksten om Rob Chrispijn roept. De jongste van Veen-elpee „Overblijven" bevat voor ongeveer de helft vocale verdichtsels van Rob, sinds enige jaren de hofdignitaris van Harlekijn, vroeger fotograaf en scheikundig laborant, maar van roeping toch het meest huis-filosoof.


Door de dubbelplaat „Overblijven" loopt een draad, een levensdraad, in de vorm van een dozijn verspreide liedjes en zegteksten, die alle van Chrispijn zijn en iets te maken hebben met diens kijk op het leven, waar Herman van Veen geheel en al achter staat. Het meest uitgesproken vindt men die in de nummers „Na negen maanden" en „Pudding". Het gaat om de eerste lessen die het kind krijgt, levenslessen. In de halfroezige sfeer van de eerste levensjaren, hoort het verweven stemmen met het zoete vermaan: als je zoet, als je stil bent, dan is de wereld van jou, iene mienc mutte, voeten vegen, hi- ha-hou van mij. In deze onaffe zinnen, gestamelde woorden, beleeft het kind zijn wereld en begrijpt het, dat het braaf moet zijn om aandacht te krijgen, voor vol te worden aangezien.
Rob Chrispijn: „Iedereen is kind geweest en iedereen herkent het. Als je als kind mee wil tellen, moet je aan eisen voldoen. Dat wordt je al vroeg, duidelijk gemaakt. Daar kan het kind op twee manieren op reageren. Het kan weigeren, het zal zich terugtrekken. Dat is het gesloten. beschouwelijke kind.Of het gaat ontzettend zijn best doen, is bereid te betalen om het te redden in het leven. Die richten hun leven zozeer in naar de wensen van anderen dat ze nooit aan eigen leven toekomen. En daarmee doen ze zichzelf tekort".

Waar dit toe kan leiden vindt men terug in het liedje „Arm" over een kille liefde met een kind, het blijft blind. In geen van de teksten wordt alles nadrukkelijk uitgesproken. Ze blijven voor de goede verstaander invulbaar en invoelbaar. Ze laten iets open. Ze geven zelfs meer te denken dan ze zeggen en Rob Chrispijn hoopt, dat de luisteraars van de plaat de moeite willen nemen om de niet uitgesproken gedachten daarin te willen vatten, op te diepen uit het vlechtwerk van melodie, muziek en zang, want dit heeft allemaal direct te maken met de inhoud van een liedje.

Sterker, al die liedjes hebben direct van doen met de ontwikkeling van Chrispijn tot tekstschrijver. Hij heeft niet op een dag gezegd: van nu af zal ik schrijven. Hij had diverse beroepen; o.a. laborant. Gegrepen door de zang van Bob Dylan gaf hij op zekere dag het werken eraan. Hij luisterde alsmaar Dylan, geen zang om op te dansen, wel om te proeven, te overwegen.
Dit leidde tot het vertalen van Dylan, het weergeven van dezelfde psychische informatie in het Nederlands, het parafraseren steeds verder weg van het origineel, hetgeen tenslotte leidde tot eigen teksten, waaronder „Suzanne". Via-via kwam dit in handen van Herman van Veen en ook op single, die de hele zomer van '69 door op de radio was te horen. Er werden er 60.000 van verkocht en Rob werd op verzoek van Herman artistiek begeleider van de Harlekijn-artiesten.

Rob Chrispijn: „Toen heb ik ervaren, dat je kunt begeleiden zoveel als je wilt, maar dat het in de mensen zelf moet zitten.
Wat is schrijven, het schrijven van teksten? Je maakt iets mee, wat niet eens direct hoeft aan te spreken. Soms komen de gedachten erover pas veel later terug. Dit kan tot een liedje leiden. Wel heb ik me aangewend om van bepaalde dingen notities te maken, zodat als het tot een lied komt, ik alvast over wat gedachten beschik. Zo is bijv. „Kunst" ontstaan over de opening van een expositie, waar iedereen praat tegen iedereen, maar niet gezegd wordt wat nu juist wel gezegd moet worden, nl. over de kunst van het leven en plaats voor nieuw leven. Met alles wat ik op papier zet, is Herman het niet per definitie eens.
Soms spreekt een tekst hem niet aan en dan laat hij hem liggen. Vroeger trok ik me dat aan. Maar leven is meer dan liedjes schrijven. Ik schrijf niet voor het succes, want dan schrijf je om anderen terwille te zijn en niet vanuit je eigen werkelijkheid. Dan doe je jezelf tekort".

De gevoelswerelden van Herman van Veen en Rob Chrispijn liggen dicht bij elkaar. Ze benaderen beiden de dingen vanuit zichzelf en niet vanuit enige opvatting hoe het zou horen.
Ze herkennen elkaar in elkaars werk. Ze hoeven niet eens gezamenlijk teksten te schrijven om toch volledig achter elkaars ideeën te staan. Men kan zeggen, dat zij geestelijk een paar vormen, ook al heeft elk voor meer intieme uitingen zich voor zien van een eigen toeverlaat. Rob bewondert het vermogen van Herman tot het gemakkelijk communiceren met de mensen om hem heen. Beiden zoeken in hun teksten niet naar rijm om hun liedjes aan effect te helpen. Zij nemen het mee als het vanzelf ontstaat, maar forceren het niet. Daarvoor hechten zij tezeer aan de zegggingskracht van de inhoud, Rob Chrispijn: „Ik weet niet of ik over vijf jaar nog liedjes schrijf. De mens is belangrijker dan zijn werk".

Maar zolang hij schrijft, zal Rob blijven zingen door de mond van Herman.



TON OLIEMULLER