Vrij Nederland
Frits Abrahams

Off the record
De zonen van Kan



7 januari 1984
Kan was niet meer, maar we hadden Gaaikema nog.
'Mitterrand kan, er geen mieter van.'
'De ambtenaar hervat zijn slaap, niet langer gestoord door ome Jaap.'
'We hebben een regering met een Taai Wan-beleid.'



Kan placht evenmin terug te deinzen voor een flauwe grol op zijn tijd — misschien ook wel bedacht door Gaaikema — maar uit zijn mond klonk het tenminste nog als een smakelijke trouvaille. Bij de aanblik van Gaaikema moet ik altijd weer denken aan de allereerste act die ik van hem zag: iets met verkenners en een hopman, als ik me goed herinner — niet onverdienstelijk, en beter dan je tussen de schuifdeuren van onze omroepen gewend was, maar het bleef voorlopig afwachten.

Inmiddels is hij een nationale beroemdheid geworden, op handen gedragen door een breed publiek en enkele recensenten, maar die hopman heeft hij nooit kunnen afschudden:
met z'n allen rond het kampvuur, de ringband met de schalkse rijmpjes op de onbehaarde, blote knie. Hij vertelt van zijn militaire keuring, van de plas die hij moest doen en van de psychiater waar hij terechtkwam. Hoe heette die man? Van der Plas. Dat genre.

Hoe noemde 'Privé' se ook weer? De zonen van Wim Kan — en ze wilden maar al te graag weten dat die term van Kan zélf afkomstig was. Kort na zijn dood lieten ze zich uitvoerig interviewen door het blad van Van der Meyden: Seth Gaaikema, Paul van Vliet, Herman van Veen en JosBrink. 'Hij noemde ons zijn zonen en wij :
hem vader,' vertelde Van Vliet. 'Hij schreef ook altijd brieven die hij ondertekende met "vader". Hij volgde alles wat ik deed en gaf daar commentaar op. Soms kritiek. of een waarschuwing. "Vader is blij" of "vader is ongerust" of "vader is verdrietig" of "vader is trots op je".

Als vader, in de Nederlandse afdeling van de hemel ongetwijfeld ter rechter zijde gezeten van dié andere Vader, de afgelopen weken goed heeft opgelet, moet hij erg verdrietig zijn geworden. Was dit alles? Had hij die lieve jongens daarvoor onder zijn hoede genomen? ' Het begon met Jos Brink, die ook zonder Loes Haasdijk en Pim Jacobs altijd nog sneller en dieper blijkt te kunnen zinken dan de wet der zwaartekracht officieel toestaat. Hij was te gast in Van der Meydens tv-program- ma 'Privé' en had voor deze gelegenheid weer eens van alles bij elkaar gejat: ditmaal de tabberd van Sinterklaas en de intonatie van Bomans (voor het Nederlandse' volk thans links van de Vader).

De komische climax was zijn bejegening van de zangeres Vanessa, die hij 'Zwarte Tiet' noemde, een wits die Van der Meyden zo'n griezelige lachstuip bezorgde, dat hij meer dan ooit leek op een kangoeroe bij wie jeukpoeder in de buidel is gestrooid. Het was het tot dusver enige moment in mijn leven waarop ik het betreurde geen videorecorder te bezitten, want hoe moet ik mijn kleinkinderen geruststellen als ze in de eenentwintigste eeuw klagen over het niveau van het door de commercie geperverteerde tv-amusement? (Niet zo somber, zult u zeggen, je kunt ook nog altijd KRO's Playback show van Henny Huisman opnemen, maar zijn er al videorecorders uitgevonden die zoiets überhaupt willen registreren? Toch eens Langebent vragen.)

Én toen kreeg de vader zoonlief Paul in het vizier. De schok moet niet ge- ring zijn geweest. Paul had erg zijn best gedaan —dat wel. Hij had zo maar een nieuw typetje, gecreëerd: een platpratende Haagse handelaar in ongeregeld, Jacobse en Van Es zullen verbluft hebben toegekeken: een volbloed neefje, origineel waar!

Dat bleek het enige uitstapje van Van Vliet uit de beginjaren zestig, toen zijn rustige, licht kakkineuze cabaret althans nog de charme van de onbevangenheid had. Niets bleek er in de tussentijd veranderd — zelfs het thema van de Hollandse ontevredenheid keerde na twintig jaar weer terug — tenzij in negatieve zin. De bezadigdheid was vleesgeworden en het onpersoonlijke verhard in het antieke stramien van nietszeggend liedje — nietszeggend monoloog je.

Maar beschaafd was het wél: het was een perfecte verzinnebeelding van de hele kleinburgerlijke Avro-cultuur, de wereld van het geurloze onbenul, en je zag de gouden Televizierring — omhoog gehouden door die andere beschaafde Haagse VVD'er. Wallis de Vries — al in de verte glinsteren.

Het is waar: elk volk krijgt de cabaretiers die het verdient. Maar dat is niet de kwestie. De kwestie is hoe het kwam dat een vader zoons kreeg die hij eigenlijk niet verdiende. Zag hij werkelijk iets in hen of deed hij maar alsof? Waarom omringde hij zich met middelmaat en was hij eind '82 zo on- collegiaal tegen Freek de Jonge, die als artiest met kop en schouders boven die anderen uitsteekt — hoeveel bedenkingen je ook tegen zijn filosofie mag hebben? Voer voor biografen.



FRITS ABRAHAMS