Rijn en Gouwe
Nico Heemelaar

Hermans heilige grond

5 feb 2005

Toon Hermans deed het als eerste: eenzaam en alleen op de bühne van Carré. Later volgden grootheden als Freek de Jonge, Youp van 't Hek en Herman van Veen


In 1996 verscheen een boekje bij uitgeverij Harlekijn Holland met mijmeringen van Herman van Veen. In één daarvan schrijft de komiek: "Op verjaardagen werd alleen over vissen en de oorlog gesproken. Iedereen zat dan in een kring. Mijn opa had het eens over Johan Buziau, die kort voor het uitbreken van de oorlog met een portret van Adolf Hitler over het toneel van Carré heen en weer rende en aan het publiek vroeg: 'Waar zullen we hem hangen?'
Toen ik dat hoorde wist ik het zeker: ik zou Buziau worden."

Toen de revue-artiest Buziau het podium van Carré bewandelde, moest het begrip one-man-show nog worden uitgevonden. Dat gebeurde met Toon Hermans, die op 6 december 1963 zijn debuut maakte in het theater aan de Amstel. De formule was nieuw: een man uit de cabaret- of variétéwereld die helemaal alleen de confrontatie aanging met het veelkoppige publiek. "De eerste avond dat ik daar op de planken stond, had ik echt het idee dat het toch welde grootste avond in mijn leven is geweest", zei Hermans over zijn debuut. De reacties van de pers waren lovend, het publiek stroomde massaal toe. Een traditie was geboren. Een traditie die altijd verbonden zal blijven met Toon Hermans, maar navolging zou krijgen van, zoals Carré ze zelf noemt, 'begaafde theatersolisten' als Freek de jonge, Youp van 't Hek en Herman van Veen. Heilige grond zou je het bijna kunnen noemen. Ze hebben er inmiddels allemaal een bronzen buste gekregen.

"Als je dit als artiest hebt weten te bereiken, héb je het in Nederland gemaakt, hoor je definitief tot de top", schrijft Ineke Hilhorst in het boek De magie van Carré, dat eind vorig jaar verscheen bij de heropening van het onlangs verbouwde theater. In het jaar voor de verbouwing volgde zij tien artiesten voor en na hun optreden in het koninklijk theater. Zoals Freek de Jonge, die Carré beschrijft als 'een mooie kathedraal'. Als dertienjarig jongetje kwam hij er voor het eerst. Uiteraard om Toon Hermans te zien. Nu zegt hij over zijn voorstellingen daar: "Zoals een dominee de kerk binnenkomt, zo komen wij het theater binnen. De opwinding om hiernaartoe te gaan, is veel groter dan in een ander theater."

Youp van 't Hek zei in 1993 tegen het Belgische weekblad Humo: "Ik heb Carré heel lang niet aangedurfd. Ik ben er nog steeds een beetje bang voor. Maar laatst zag ik een videotape van Bre l in L'Olympia en ik stelde vast dat het werkte, dat die enorme en ook wel mythische zaal niets afdeed aan de kracht van die man. Als ik dan denk aan de mooie avonden met Freek en Toon Hermans in Carré, toen ik nog op het schellinkje zat, dan wil ik zelf ook voor zo'n mooie avond zorgen."

In hun kielzog kwamen de nieuwe namen en andere cabaretiers die net die status van grote topper hadden bereikt. Paul van Vliet, Hans Liberg, Bert Visscher, Herman Finkers en Hans Teeuwen bijvoorbeeld. Maar ook de Vliegende Panters mogen zich, al zijn zij met drie, al die keren een beetje Toon Hermans voelen. Youp van 't Hek is recordhouder met het aantal bezoekers dat hij naar Carré heeft getrokken. Herman van Veen vierde tijdens zijn laatste serie in 2000 een andere mijlpaal: zijn 366ste voorstelling, waardoor hij denkbeeldig een jaar lang in Carré heeft gebivakkeerd. Een driedelige dvd-box bevat bijna vijfhonderd minuten hoogtepunten van de shows die Van Veen sinds 1971 in Carré heeft gegeven. Hij heeft het clowneske van Toon Hermans en hij beheerst het chanson è la Jacques Brel. Stuk voor stuk artiesten die hij bewondert. In al die minuten valt hij geen moment op verslapping te betrappen.

Is het inderdaad de magie van deze kathedraal?



Nico Heemelaar