de Volkskrant
Patrick van den Hanenberg

Ballet Vlaanderen trekt de stekker uit Brel

5 jan 1998

Biografen verslikten zich en gaven de opdracht terug. Zangers en zangeressen grepen te hoog door zich aan zijn repertoire te wagen, en vertalers kwamen niet uit hun woorden. Jacques Brel is ongetwijfeld de grootste en meest omstreden chansonnier aller tijden. Al zijn liedjes zijn fel, of ze nou tegen vrouwen, domme nationalistische Vlamingen of de dood gericht zijn. Je moet vuurvaste handen hebben als je met zijn materiaal aan de gang gaat.


In het Nederlandse taalgebied slaagde vertaler Ernst van Altena voor de meesterproef. Herman van Veen en Liesbeth List horen tot de weinige vocalisten die hun vingers niet hebben verbrand. Het jaar 1998 is een Brel-jaar. Het is twintig jaar geleden dat de Belgische zanger in een ziekenhuis in Parijs aan longkanker stierf: J'arrive...

Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen pakt Brel omzichtig aan. Het wenste niet te volstaan met een muzikaal levensoverzicht: de figuur Brel is opgesplitst in drie personen, die elk een deel van het karakter van de weerbarstige auteur/zanger vertegenwoordigen: de dromer, de strijder en de kluizenaar. De drie bevinden zich in een gekraakt hotel aan de kust, en bestoken elkaar met hun obsessies, frustraties en ambities.
Geen slecht idee. Wat ongelooflijk jammer dat de uitwerking volkomen waardeloos is. Zangeres Jo Lemaire, Philippe Robrecht en Erik Wouters hebben werkelijk geen idee hoe ze moeten acteren, terwijl de twee heren ook geen geweldige zangerszijn. Het drietal, stuntelt machteloos over het podium en lijkt geen enkel vertrouwen te hebben in de onderneming. Voor angst, vertwijfeling en verbazing hebben ze een en hetzelfde kreuntje en gezucht in de aanbieding. Woede vertaalt zich onveranderlijk in hard schreeuwen.

Nu hebben ze het ook niet makkelijk, want de tekst die ze voorgeschoteld hebben gekregen is een woordenwarboel. De schrijvers André Ernotte en Elliot Tiber gebruiken opgeblazen retoriek en maken geen enkele scène behoorlijk af. Emoties schieten binnen een halve minuut alle kanten op,
tot aan een zelfmoordpoging toe, en komen plotseling weer op een nulpunt, alsof de stekker er wordt uitgetrokken. Tussen de lachwekkend hoogdravende zinnetjes zijn wel wat opmerkingen te horen over het laffe, burgerlijke België waar Brel zo'n hekel aan had, en over zijn moeizame verhouding met vrouwen. Maar dat zijn slechts een paar duffe cliché's.

Negentien Brel-liedjes horen we, in een vertaling van de jonge student Allard Blom. Waarschijnlijk onder het motto: als Gaaike- ma het als jong broekie lukte met My Fair Lady, dan moet iedereen het kunnen. Blom laat aantekenen dat zijn Frans gebrekkig is en dat hij het werk van Brel nauwelijks kende toen hij aan de klus begon. Hij ziet dat zelf als voordelen. Een, nogal naïeve gedachte.

Ivo de'Wijs heeft bewezen dat de vertalingen van Van Altena niet alleenzaligmakend zijn, maar Blom komt zelden in de buurt van de bestaande versies. Waar de vertaling in enkele gevallen nog redelijk gelukt is, gaan de drie muzikanten er met slome arrangementen overheen. De grove kartelranden aan de nummers van Brel worden in deze salonuitvoeringen totaal weggeschaafd.

Gelukkig weet Jo Lemaire in een paar liedjes, waaronder Voir un ami pleurer/De tranen van een vriend, met haar prachtige stem alle ellende te overwinnen. Misschien een aardig revanche-ideetje voor het Koninklijk Ballet van Vlaanderen: Jo Lemaire in een Brel/Van Altena recital.



Patrick van den Hanenberg