ALGEMEEN DAGBLAD

Lyricus van het dagelijks leven

4 aug 2003

Een lyricus van het dagelijks leven, een moderne troubadour, een taalarbeider die Horatius net zo hoog heeft als André Hazes. Volgens velen was de kracht van schrijver en dichter Willem Wilmink dat hij vaak doodgewone dagelijkse za- ken op een eenvoudige wijze, helden duidelijk en humoristisch kon beschrijven. Wilmink was al enige tijd ernstig ziek en overleed zaterdagavond, op 66- jarige leeftijd. Volgens cabaretier Herman Finkers stierf de dichter 'met een glas Belgisch bier in zijn handen'.


Wilmink Andries Wilmink werd bij het grote publiek bekend door de teksten die hij schreef voor onder anderen Herman van Veen (Hilversum III), de cabaretgroep Don Quishocking, Martine Bijl,Joost Prinsen, Jenny Arean en Wieteke van Dort en televisieprogramma's waarin veel van zijn gedichten als liedjes werden gebracht, zoals De stratemakeropzeeshow, De film van Ome Willem, Sesamstraat, De Taalstraat, Het Klokhuis en Kinderen voor Kinderen.

Verder schreef hij liedjes voor musicals en heeft hij talloze kinderboeken op zijn naam staan. Want hoewel hij zich eerst op volwassenen richtte, werden later kinderen zijn voornaamste doelgroep. Volgens Joost Prinsen was Wilmink, samen met Annie M.G. Schmidt 'de beste schrijver van kinderliedjes van de tweede helft van de 20ste eeuw'. Waarschijnlijk was Wilmink erg blij geweest met die uitspraak. In 1986 vertelde de dichter met Twentse tongval aan het Algemeen Dagblad: 'Tom van Deel heeft eens gezegd dat ik de op een na beste kinderliedjes schreef en Annie M.G. Schmidt de beste. Dat was wel aardig bedoeld, maar ook dodelijk. Want wielrenners zeggen altijd: de slechtste plaats is de tweede.'

Wilmink groeide op in een socialistisch milieu in Enschede. Zijn vader werkte in de textielindustrie. Zelf vond Wilmink politiek 'een moeilijké zaak'. In 1954 rondde hij zijn gymnasium af om aan de Universiteit van Amsterdam Nederlands en geschiedenis te gaan studeren. Later werkte hij er ook wetenschappelijk medewerker, maar, zo vertelde hij 'ik voelde me er een outcast'. Vanaf 1965 publiceert hij zijn essays, prozastuk ken, gedichten en bedjes in Tirade, later ook in Maatstaf en De Revisor. Desondanks wantrouwde Wilmink de literatuur met een grote L.
In 1966 debuteert hij met de bundel 'Brief van een Verkade- meisje'. Vanaf 1970 vormt hij met Karei Eijkman, Hans Dorrestijn, Ries Moonen, Fetze Pijlman en Jan Riem het schrijverscollectief. In 1975 schrijft hij zijn eerste kinderboek, Het Bangedierenbos, waarvan later ook een musical wordt gemaakt. Volgens Wilmink is er verschil tussen een gedicht en een liedje. "In een gedicht kun je nog wel eens iets doen dat mensen pas begrijpen bij de tweede keer lezen, bijvoorbeeld heen en weer verwijzen. Een liedje moet rechttoe rechtaan zijn en zonder rijm gaat het ook niet", zo verklaart hij aan NRC Handelsblad in 1986 - het jaar dat hij een Gouden Griffel won voor zijn schriftelijke cursus dichten. Behalve de Gouden Griffel, ontving Wilmink in 1983 en '94 de Zilveren Griffel. Zijn eerste onderscheiding was de Louis Davids-prijs, in 1974. In 1988 viel de prestigieuze Theo Thijssen Prijs hem ten deel.

Zelf verwonderde Wilmink zich soms over het aanzien dat hij genoot. Hij vergeleek poëzie met iets 'volks' als voetbal en bagetalliseerde zijn talenten toen hij schreef: "Zo hebben mijn kinderen mij altijd een groot schrijver gevonden, omdat ik de schrijfmachine heel hard kan laten ratelen en keurig nette stapels kan maken van de papieren die uit de machine komen.
En dat bezig zijn maakt een nobele indruk op al wie het ziet of hoort of (bij een boer die aan het gieren is) ruikt."

Volgens cabaratier Seth Gaaikema was die bescheidenheid onterecht: "Er zijn mensen die de kunst verstaan om in vier minuten toch iets dieps te zeggen. Willem Wilmink bijvoorbeeld. Dat zijn eigenlijk dichters, zoals Jacques Brel ook een dichter was. Maar dat zijn uitzonderingen."
Actrice Gerda Havertong roemt Wilminks vermogen om zich in te leven in de psyche van een ander: "En dat terwijl hij zelf niet echt happy was." Zelf vertelde Wilmink in 1976: "Ze zeggen wel: een auteur hoeft niet in therapie, die uit zich toch wel. Maar: een heleboel van jezelf komt niet aan bod, en wat niet aan bod komt is juist datgene waarom je naar de psychiater gaat. (..) Maar ja, gelukkig zijn is ook niet de roeping van de mens. De mensen waren vroeger veel minder ongelukkig, omdat ze niet zo aan hun gevoelsleven toekwamen."

In 2000 schreef Wilmink een gevoelig gedicht over de vuurwerkramp in Enschede. 'Arm Enschede' (Arm Enschede, verberg je in/de armen van je koningin/en huil, want daar is reden voor/en huil dan maar aan één stuk door) werd voorgedragen na de stille tocht ter herdenking van de slachtoffers op 19 mei 2000.