Leidse Courant
Ton Oliemuller

Herman van Veen!

4 juni 1988

UTRECHT - Overal in de wereld is hij meer dan welkom. In New York, Parijs, Wenen, de beide Duitslanden lag het publiek aan zijn voeten en dat zal ongetwijfeld binnenkort ook in Japan gebeuren: Herman van Veen.


Over dat succes zegt hij zelf:
"Ik heb het grote geluk dat ik behalve cabaretier ook muzikant ben, dat ik kan zingen en in staat ben op een clowneske manier mijn publiek te bespelen. In ons land is cabaret vooral een woordkunst. Mijn kracht ligt mede in de manier waarop ik mijn teksten breng. Zo kan ik alles overbrengen wat ik kwijt wil". Verschillende soorten publiek bestaan er volgens Van Veen niet. De mensen zijn overal eender. Natuurlijk is het wel zo dat de culturen, de achtergronden van al die mensen verschillen en dat is mede bepalend voor wat ze van een artiest vinden.

In bijvoorbeeld het Parijse Olympia-theater met zijn rijke verleden, staan gewoonlijk chansonniers die zonder verbindende teksten, zonder sketches tussendoor, twintig, dertig chansons achter elkaar zingen. De enige respons van het publiek bestaat uit applaus tussen de nummers door. En daar verschijnt dan opeens de harlekijn Van Veen met zijn muzikanten. Een Van Veen die het ene moment een gevoelige ballade zingt en zich dan pardoes ontpopt als een pierrot. Het verwende Parijse publiek vergaapt zich aan die wonderlijke gedaantewisseling op het toneel, want voor de Parijzenaars is Van Veen een merkwaardig fenomeen, een artiest die hun vaste traditie doorbreekt.
En Herman van Veen speelt in op die verrassing. Dat lukt echter niet zomaar. Het is een heel proces om een goede wisselwerking te krijgen met het publiek. "Daar kunnen een paar jaar overheen gaan. Optreden voor publiek werkt altijd als een ontmoeting. Soms is er onbegrip, soms begrip. Je werkt naar elkaar toe. In je voorstelling zitten soms witte plekken, geen of onvoldoende reactie. Maar ik sta daar niet alleen. Ik heb muzikanten om me heen en achter me mensen als An Silvestre, Jean Claude Vannier en Moustaki, die onder meer speciale chansons voor mij schrijven die je in ons land nooit te horen zult krijgen".


NEW YORK


Amerika is een heel ander land. Een land zonder vergaand theaterverleden. "Een verschijnsel als "tour de chant", dat terug gaat tot de middeleeuwen, kennen ze daar niet. Er bestaan daar globaal bezien maar drie entertainmentvormen: show, musical, rockconcert. Wat wij in Europa doen, gaat vaak aan hen voorbij. Maar ik probeer dat naar hen toe te brengen. Eind dit jaar zitten we er weer. Wat we van ons vorige optreden hebben geleerd, moet er dan uitkomen". Uit het Nederlands-Duitse taalgebied neemt van Veen de uit de middeleeuwen stammende traditie mee van de Liedmacher. Of, zoals ze in Duitsland van oudsher heten: de Minnesanger of minnezangers.

En uit Frankrijk die van de troubadours en de trouvères. De eersten waren verwant met figuren als Tijl Uilenspiegel, altijd zwervend, eeuwig verliefd. De tweede soort waren mensen als Francois Villon, de protestzangers van de middeleeuwen. Veel Amerikanen weten niet wat ze daarmee aan moeten, al hebben ze met een man als Bob Dylan een uitgesproken trouvère in hun midden, een geëngageerde kritische volger van het maatschappelijk gebeuren.

Aan een man als Herman van Veen moeten de Amerikanen nog helemaal wennen. De vorige keer kreeg hij dan ook vaak te maken met recensenten, die net zo min als de gemiddelde Amerikaan iets afwisten van die oude Europese tradities en in hun kritieken van die onwetendheid blijk gaven. Ook daarom wil Herman van Veen terug.

Maar dan ook met nog een heel ander sterk gegeven in zijn bagage. Herman: "Noem dat maar het speelplezier. In het theater voel ik me pas op mijn plaats. Dat straalt van je af en werkt naar twee kanten. Als een zaal goed reageert, geef ik ze waar ze voor gekomen zijn en bieden ze mij de kick om er uit te halen wat er in zit. Maar stuur me niet naar de Kalverstraat om een paar sokken te kopen, want daar voel ik me niet lekker. Ik pas niet in dat straatbeeld, de mensen kijken anders naar je, de bekende Nederlander en zo. Op straat heb je niet wat het theater te bieden heeft: het georgani-seerde toeval, het wederzijds aftasten of het een leuke avond wordt. Het slagen van die wisselwerking kun je overigens door je optreden alleen op gang brengen, garanderen kun je het niet".

Van Veen kiest daarvoor zijn eigen stijl. Hij heeft in de Verenigde Staten Bill Cosby aan het werk gezien, de man van de familieserie op de tv. "Die heeft ook eigen theatershows, optredens vol rap taalgebruik, zó toegespitst op Amerikaanse toestanden, dat je daar als buitenlandse artiest in New York niet eens aan moet beginnen".


TAAL


Over taal in het theater kan Herman eindeloos praten en theoretiseren: "Als Toon Hermans het over een "lekker bakkie koffie" heeft, begint iedereen direct mee te gnuiven. Maar vertaal dat in Duitsland door "gemütliche Tasse Kaffee" en de mensen daar begrijpen niet waar je het over hebt. Want nergens ter wereld bestaat een woord dat ons begrip "lekker" helemaal dekt. Als wij hier "Belg" zeggen, begint iedereen al te gniffelen. In Amerika zegt ze dat niks. Da vervullen Polen die rol. Van Belgenmoppen zou ik in Amerika Polenmoppi moeten maken. Anders weten de mensen niet eens waar je het over hebt. Zwitserland heb ik een cabaretier meegemaakt, een taalvirtuoos, die werkt in een soort Schweizer-Deutsch. Van begin tot eind heeft die man de lachers op zijn hand en het publiek aan zijn voeten.

Zijn roem spreidde zich uit tot Duitsland, hij trad daar dus ook op en bediende zich van hoog-Duits. Dezelfde grappen, maar hij kreeg er geen poot aan de grond. De taal is de halve mens. En daar stond maar een halve artiest voor een publiek dat heel de mens verwachtte". Van Veen zegt ontzettend veel van zij vak te houden, zich ervan bewust te zij het nooit helemaal te zullen beheersen maar hij blijft, het proberen. En tot zijn stomme verbazing, zo vertelt hij, lukt het soms boven verwachting. Dat kan hem evengoed in Hamburg overkomen als in Minnesota. Dan geniet hij in volle teugen. Natuurlijk is het daarbij heel belangrijk hoe zijn liedjes overkomen. Komen daarin het verdriet of de vreugde, de ironie, de angst of het absurde goed tot uitdrukking, dan blijken over de hele wereld alle mensen eender te reageren. Nog dit najaar gaat Van Veen met zijn voorstelling naar Japan. Onder meer Tokyo en Osaka zullen worden aangedaan. Hij bedient zich daar van Engelse teksten, maar ook daar zal hij toch vooral zingend zijn gevoelens proberen over te dragen. Daarna volgen Canada en Amerika. Zijn grootste zorg is op het ogenblik de decorstukken tijdig en intact over de wereldzeeën te krijgen.


OOST-DUITSLAND


Herman heeft er geen idee van hoeveel voorstellingen hij in West-Duitsland heeft gegeven. "Reken zelf maar na", zegt hij. "Ik heb bij elkaar zo'n vierhonderdduizend man publiek gehad in zalen waar gemiddeld ruim tweeduizend man in konden". Hij ontschrijft die optredens als "toffe pop-achtige massagebeurtenissen". Wat hem in Oost-Duitsland is overkomen, is hem levendiger bijgebleven: "Oost-Duitsland is een groot eiland, verscheurd door dc spanningen tussen de dictatuur in het oosten en de democratie in het westen. In die sfeer vertienvoudigt zich de intensiteit waarmee dc mensen naar je luisteren. Het begrip "vrijheid" heeft daar een heel andere waarde.
Ik hanteer dat in een tekst waarin de naam van Mandela valt. Ik gebruik die naam en toestanden elders in de wereld als metaforen voor de Oostduitse situatie. Op die manier kan ik veel zeggen, over humanistische zaken praten waardoor die mensen daar zich sterk voelen aangesproken. Aan het eind van een tournee daar vragen ze altijd weer of ik terugkom". En niet op de laatste plaats omdat hij op zijn Geige, zijn viool, hun tragiek weet te vertolken. In Oost-Duitsland geldt voor Van Veen zeker ook dat een artiest niet alleen zingt voor de mensen in de zaal, maar over hun hoofden heen, ook voor anderen. "Frank Sinatra zei eens tegen me: "Hurmen, je zingt altijd voor de mensen die er niet bij waren".

Van Veen is nu enige tijd in ons land in verband met opnamen voor de bioscoopfilm, annex televisieserie "Kunst en Vliegwerk" van Karst van der Meulen, waaraan ook Hermans vrouw Marlous Fluitsma meewerkt. In het najaar vertrekt hij naar Japan om daar zijn show te brengen en tevens de 52-delige tekenfilmserie te introduceren die gemaakt is van zijn muziekfabel Alfred Jodocus Kwak en die door de Japanse televisie zal worden uitgezonden.

Over de hele wereld in de weer voelt hij zich op veel plaatsen thuis. Herman: "Ik noem dat het typische Utrechtse levensgevoel, dat je terugvindt in de uitdrukking: "Rustig an, jochie". Hij voelt zich net zo op zijn gemak in Vlaanderen als in het Wenen van Schubert en Mozart. "Maar", vervolgt hij, "ik heb dat ook in New York, die geweldige explosie van geometrisch glas en staal, als ik daar 's nachts om vier uur in een restaurant een kopje koffie drink. Dat pakt mij, het gewone rustige genieten, zelfs midden in de nacht in een stad die dan. leeft. Dat had ik ook in Venetië, die bijna verdronken stad, waar ik op uitnodiging (als acteur) een maand heb gewoond. Dan denk ik: "Wat heb ik veel te danken aan het feit, dat ik toevallig een aardige stem heb".



TON OLIEMULLER