de Nieuwe Limburger

Wim Kan over cabaretier Herman van Veen

"Hij deed mij van mijn stoel vallen"

4 april 1968

„Ik ben nog nooit in Limburg geweest om daar op te treden. Heel vreemd eigenlijk, want in Belgisch-Limburg bijvoorbeeld kwam ik vaak en echt wel met succes. Ik ben nooit in Limburg gevraagd en op eigen risco erheen, nee, daar waag ik me niet aan." Aan het woord is Herman van Veen (23), jong cabaretier, die enkele weken geleden vrij onverwacht in de belangstelling kwam door het Grand Gala du Disque, waar hij in het „Werkwinkeltje" van Nico Knappert groot succes had. Het gesprek met hem in zijn huis in Utrecht, vlak naast het huis van Oude Nol, volgens de politie de man, die Hans van Z. tot zijn spectaculaire moorden dreef. De 23-jarige cabaretier zit nu wel in de lift. Zijn naam krijgt bekendheid in de grammofoonplatenwinkels is momenteel een plaat van hem op de markt: „De neus" en „Het hondje". Hij werd cabaretier toen hij van het conservatorium kwam, overigens een vreemde bijkomstigheid, want onder de cabaretiers zal het aantal conservatoriummensen wel nihil zijn. Waarom heeft hij die opleiding gevolgd? „Om sociale zekerheid te hebben", vertelt hij. ,,Nu heb ik wat achter de hand. En net zoals ik dachten er ook anderen over. Samen met enkele ex-leerlingen van het Utrechts Conservatorium vormen we de cabaretgroep ,,Harlekijn". Prof Hij is „prof", ..want van de vroege ochtend tot de late avond zijn we bezig met repeteren. Avonds veel optreden, ja, bijna elke avond wel, dus wat dat betreft hoeven we helemaal niet te klagen". Verder terug. „Toen ik tien jaar was, vormde zich bij mij al het idee, dat ik clown wilde worden. Met Laurens van Rooyen, een pianist gaf ik tijdens mijn conservatoriumtijd al voorstellingen door het hele land en in die tijd kreeg ik in bepaalde kringen al zoveel bekendheid, dat ik de sprong heb gewaagd". De ex-conservatorium-leerlingen, waar hij eerder over sprak en met wie hij „Harlekijn" oprichtte zijn musici gebleven, want ze begeleidden hem op de bühne. Bühnewerk, dat met name Wim Kan bijzonder heeft gefrappeerd. Hij schreef Herman van Veen een brief, waarin hij zegt: „Uw optreden heeft een geladenheid, af en tos een vreemde felheid, snel opgevolgd door 'n soort krachtige melancholie. In een klein land als het onze, met toch veel talent, bent u wel een uitschieter (geloof ik)". Dat Wim Kan vol van hem is, bewijst ook wel het blad ; ..Tussen, de Rails", waarin Wim Kan over Herman van Veen zegt: „Hij deed me van verbazing en van de lach van mijn stoel vallen. Een prachtig talent is hij". Wie denkt, dat Herman, van Veen er nu is en dat hij 's avonds blijft optreden om dan maar te zien wat er verder met zijn artiestenloopbaan gebeurt, die heeft het mis. In het Engels „„Over een jaar of vijf wil ik proberen een show in het Engels te brengen", zegt hij. Ik geloof, dat ik er dan wel rijp voor ben. Die Engelse show doe ik niet omdat 't werkterrein in Nederland klein is maar omdat ik vind, dat het nodig is, dat in het buitenland wordt getoond, wat er zo al aan cabaret in Nederland te doen is. Dat. is hetzelfde als sport. Het is goed, dat er in het buitenland mensen hard fietsen en hard lopen. Dat is een soort goodwill die je kweekt en datzelfde wil ik ook gaan doen". Het buitenland begint overigens nu al te wenken, want hij gaat over een maand naar Tokio om daaï op te treden voor de Nederlandse club in de Japanse hoofdstad". Heeft hij veel aan zijn conservatorium? ,,Dat geloof ik wel", vindt hij. „Al was het alleen maar om me de portie muzikaliteit mee te geven, die je in dit vak nu eenmaal nodig hebt". Verder vindt hij ook, dat door zijn , conservatoriumopleiding hij „veel meer expressiemogelijkheden heeft dan een ander. Vergeet niet, dat je er met mimiek alleen niet bent. In een liedje kunnen bepaalde muzikaIe effecten enorm werken en daar ik dus ook veel steun aan mijn conservatoriumopleiding". Zo werkt hij hard, heel hard in zijn utrechtse huis, terwijl zijn vrouw Marijke hem gadeslaat. Hij zal er wel komen, Herman van Veen en wie weet ook nog wel eens in Limburg. ——————————————————————-y,