Limburgs Dagblad
Urias Nooteboom

Knap cabaret van Herman van Veen

3 november 1969

Er zijn cabarettiers, die het voornamelijk van hun teksten moeten hebben, er zijn er die het best blijken in hun liedjes en er zijn er ook die de twee elementen — conference, liedje — samen zo doseren, dat er een vorm van evenwicht ontstaat. Het is een ruwe verdeling, die hier gemaakt is, dat weet ik, maar zij mag zo grof zijn, omdat het er hier alleen maar om gaat te verduidelijken, dat Herman van Veen bij deze — min of meer geijkte — groepen niet onder te brengen is.

Hij moet het namelijk overal van hebben, en heeft dat ook. Hij musiceert, danst, mimet, praat en zingt; en dat alles met een formidabel overwicht op de zaal. Dit viel zaterdag en zondag in ieder geval te constateren in de Maastrichtse stadsschouwburg. Als van Veen — hij is jong (24) en afgestudeerd (viool, zang en AMV) aan het Utrechts Conservatorium — op het podium komt, dan is hij er ook. Hij is van het „niet van het toneel weg te branden" theatertype.

Die hele persoonlijkheid, gesteund door een fysiek, dat kennelijk talloze mogelijkheden biedt, wordt gebruikt om het publiek bezig te houden.
Goed, hij doet dat niet alleen. Juist een man als Herman van Veen, die een conservatoriumopleiding achter zich heeft, kent de mogelijkheden welke de muziek biedt. Hij buit dat volledig uit samen met het zeer plezierige combo, dat onder leiding staat van pianist Laurens van Rooyen.


Effecten


Maar er zijn nog meer zaken, die Van Veen — of misschipn zijn reeisseur Nico Knapper — kent en weet te gebruiken. Daarbij hoort onder andere het spelen met de belichting. In het liedje 'Carnaval naar Santiago"" van Ferrat danst Herman van Veen zijn passen in een telkens opflikkerend licht — de keuze is moeilijk; hij danst in het donker terwijl het licht aangaat of hij danst in het licht dat ieders keer even uitvalt — hetgeen een zeer penetrant, houterig, bijna op de manier van de vroege films, effect geeft. Dit om aan te geven dait er in de show technisch eigenlijk niets aan het toeval wordt, overgelaten.

En ondanks dat technisch perfecte blijft Van Veen, intens levend op het toneel, soms het hele lichaam wervelend en bezig — in een nauwelijks na te vertellen kruipscčne van enige minuten over, onder en op de vleugel — en soms ook zijn expressiviteit ontlenend aan het ongeveer achterwege laten van welk gebaar dan ook — in een aantal liedjes — een volstrekt spontane figuur.

Waarschijnlijk is het die — bij tijd en wijle uiterst geserreerde — spontaniteit, die maakt dat zijn „chansons" — van Lennart Nijgh wist ik dat hij een voortreffelijk vertaler was. maar van R. Crispijn is mij dat nu pas duidelijk geworden — ontkomen aan het odium "sentimenteel", want dat. zou iets zijn waarmee ons Calvinisme weer moeilijk uit de voeten kan.
Kortom: van een dergelijk voortreffelijk programma als „Harlekijn" valt alleen maar veel goeds te zeggen. Er is wel een vraag: Waarom treedt Lenny Kuhr — afgezien van haar eventuele kwaliteiten als zangeres — eigenlijk als gaste op in deze voorstelling. van Herman van Veen?


URIAS NOOTEBOOM