Televizier
Gerth van Zanten

Nico Knapper: Van chanson naar amusement



3 maart 1980
Destijds op het gymnasium zong Nico Knapper al cabaretliedjes. Dat ging hem ook beter af dan leren. Toon Hermans zag een foto van de zingende Knapper en nodigde hem uit een auditie te komen maken. Hij viel in voor de zieke Cor van Rijn die in Toons programma Ballot speelde en kwam zo in de show- business terecht. Op negentienjarige leeftijd. Heel wat jaren beoefende Knapper het chanson waarvoor hij later als tv-producent en -regisseur (bij de VARA) de grote promotor werd. Nico Knapper over vroeger en nu, het regisseren van amusementsprogramma's.


Vroeger op het Barlaeusgymnasium in Amsterdam zorgde hij al voor de ontspannende noot. Er is nog een foto van hem en Hans Boskamp, een mede-scholier, samen een cabaretliedje zingend. Op een of ander schoolfeest waarschijnlijk. Hij hielp ook mee met het samenstellen van een zeer speciale schoolagenda, vol grappen en grollen over het Bariaeus-wereldje. Hij deed dat allemaal heel goed, aanmerkelijk beter dan het studeren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een populair gezegde onder zijn medeleerlingen: „Ga niet naar school, dan word je Knapper!"

Even heeft hij erover gedacht om het vrolijke Barlaeus te ruilen voor het Vossius-gymnasium waar hij dan „ernstig" zou gaan studeren, maar het lot beschikte anders. Knapper: „Een pleegdochter van Jo van Doveren zat ook bij ons op school en zij had die foto van Hans en mij ergens boven haar bed geplakt. In die tijd was Van Doveren de impresario van Toon Hermans en op een keer zag Toon die foto hangen en vroeg: Wat zijn dat voor jongens?
Enfin, om kort te gaan, ik werd gevraagd om eens auditie bij Toon te komen maken. Hij bracht toen het programma Ballot, het laatste dat hij samen met anderen deed. Daarna is hij met zijn one- man-shows begonnen. En wat gebeurt er? In Ballot deed ook Cor van Rijn mee en die werd opeens ziek. Van de ene dag op de andere moest er een invaller komen."

Toon dacht aan die jongen van Knapper die inmiddels negentien jaar was. Een ochtend en een middag lang namen ze samen allerlei teksten door en 's avonds stond Knapper op het toneel. In Ballot. Een verrassend snel debuut. Ging het een beetje? „Ach, met de overmoed van de onwetendheid red je het altijd wel. Ik vond het fijn natuurlijk. Heb er ook veel geleerd. En het nodige zelfvertrouwen gekregen. Later ben ik naar de heer Sandor Vadasz gestapt, de baas van Le bon manage, een wijn- en kaaskeldertje. Toen nog heel uniek in Amsterdam, tegenwoordig heb je die dingen overal. Ik had een repertoire van acht chansons en ik vroeg Vadasz of ik die in zijn zaak mocht komen zingen. Dat mocht. Het paste wel in die sfeer en bij zijn publiek. Het was de tijd van het existentialisme. Ik zong natuurlijk ook chansons van Brassens en zo. Acht liedjes... veel was het niet, ik zong dus drie keer op een avond hetzelfde."


Parijs


Bij Ballot had hij Janinne leren kennen, een Francaise. Na een seizoen bij Wim Sonneveld („heel veel geleerd bij die man!") besloten Janinne en hij dat ze hun chansons toch beter in Parijs zelf konden gaan zingen. „We hebben daar vijf jaar lang in allerlei cabarets gewerkt. Een heerlijke tijd. Nee, we werden er niet rijk van, we waren eerder arm, leefden van de ene dag in de andere. Maar we hadden ook niet veel nodig toen. En het was de tijd van het chanson. Ik noem maar een paar namen: Barbara, Moustaki, Jean Ferrat. De keldertjes en cabarets waar je kon zingen, schoten als paddestoelen uit de grond. Als we ergens geen werk meer hadden, gingen we ons bij een ander aanbieden. Zo is het jarenlang gegaan. Tot een Amerikaanse impressario ons zag optreden. Hij bood ons een contract aan voor Amerika. We zijn gegaan. Keurig gekapt en goed in het pak. Als je er maar niet als een hippie uitzag, kwam je er wel binnen."
Tussen 1958 en 1960 zijn ze kriskras door de States getrokken, van, het Caribische gebied tot Alaska, in concerttours, in clubs. Soms hadden ze vijf dollar op zak, soms ging het financieel heel wat beter. „We hebben ons nooit zorgen gemaakt. Je kon er van alles proberen en er lukte altijd wel iets. Ik heb er nog een openluchtconcert georganiseerd, een soort Woodstock. Ik had vooroordelen toen ik naar Amerika ging, maar ik moet zeggen: het is een heel apart land met erg energieke mensen. En je vindt er altijd een milieu waarin je je thuis voelt. Toch zijn we weer teruggegaan. Janinne en ik waren al zó lang bij elkaar en we hadden nog steeds geen kinderen. We wilden een gezin stichten en we meenden dat we dat in Europa moesten doen."

In Parijs kenden ze Joop Simons die daar voor de Nederlandse omroepen werkte. Met zijn introductie stapte Nico Knapper op een middag de VARA-studio binnnen. Hij mocht bandjes afspelen van zijn liedjes. Ary van Nierop zat er kalm en onbewogen bij. „Wil je wat thee?" vroeg hij. En wat later: „Jij wilt voor de radio gaan werken, maar weel je wat jij moet doen? Jij moet bij de televisie komen." Het was 1960 en de tv draaide al een paar jaar mee in Nederland, maar nog op zeer zwakke toeren. Toen Knapper er zijn debuut maakte, gingen de mensen nog bij elkaar op bezoek om te kunnen kijken.

„Toen ik ja had gezegd tegen de televisie, heb ik er meteen bij gezegd dat ik niet meer zélf wilde optreden, maar uitzendingen gaan organiseren, produceren. In Amerika was ik me al bewust geworden dat ik dat eigenlijk liever deed. Nou, dat kon. Mijn eerste produktie heette „Chansons, songs of liedjes". Eimert Kruidhof had de regie. De vraagstelling was: moest je buitenlandse liedjes gaan vertalen of in de oorspronkelijke taal zingen? Als voorbeeld namen we „Making Whoopie!", gezongen door Peggy Lee. Drie schrijvers, Hans Andreus, Simon Vinkenoog en Remco Campert, moesten dat ter plaatse vertalen. Je zou nu zeggen: Wat een ouwe hap! Maar dat waren toen de jonge schrijvers, de beloften van de toekomst. Nou, ze maakten heel aardige vertalinkjes enMaya Bouma zong de liedjes.

Mijn tweede programma was „Zoals de ouden zongen, piepen de jongen" en ik noem even de namen van de artiesten. Als ouden hadden we Paul Collin, Cato Culp en Albert de Booy. Als jongeren Greetje Kauffeld, Jan van de Most (heb ik nooit meer van gehoord!} en Adèle Bloemendaal. Dat vind ik zo grappig van het terugkijken: dat je al die namen weer ziet opdoemen."

Zijn programma's sloegen erg aan bij de critici én bij het publiek, een bijna zeldzame combinatie. Knapper was meteen een van de Golden Boys bij de VARA en hij mocht de eerste show met Rudi Carrell gaan doen. „Het is bij die ene show gebleven, want we hadden op slag knallende ruzie. Het is later weer bijgelegd. Als hij eens terug was uit Duitsland hebben we elkaar wel ontmoet. Hij is een groot talent en dan kun je elkaar toch altijd weer op de een of andere manier vinden. Ik heb Herman van Veen ook leren kennen. Toen hij het nog helemaal moest gaan maken. Ongelooflijk veel tijd en moeite in die jongen geïnvesteerd, omdat ik in hem geloofde. Het talent is eruit gekomen. Dat geeft me heel veel voldoening, dat is belangrijker dan geld aan hem verdienen." Maar als zulke mensen succes hebben, veranderen ze dan niet? „De mensen veranderen in wezen niet, maar het vergt wel erg sterke schouders om het succes te kunnen dragen."


Regiedebuut


Zijn debuut als tv-regisseur maakte hij met een show van de Ramblers. Het was de tijd dat Westside Story in Carré draaide en Knapper had de Amerikaanse hoofdrolspeler gecontracteerd. Hij zong elke avond „Maria, Maria" en dat zal hij in die show met de Ramblers ook wel hebben gedaan. Knapper was overigens knap zenuwachtig bij dat debuut, ook al omdat Nico Hiltrop (inmiddels alweer jarenlang KRO-re- gisseur) bij die gelegenheid de schakeltechhicus was. En hij wist dat Hiltrop naar die baan als regisseur had gesolliciteerd, maar dus was gepasseerd. Dat gaf een zekere spanning tussen beide heren. Bij die eerste repetitie riep Knapper:
„Beginnen maar!" Maar niemand begon. Hij riep het nóg een paar keer. Er gebeurde niets. Toen draaide Nico Hiltrop zich langzaam in de richting van Nico Knapper en zei: „Het is de gewoonte dat een regisseur zegt: „Attentie! Stilte! Cue!" Dat zei Knapper dus maar en het hielp.

Hoe is het hem gelukt om Wim Kan voor televisie te winnen? „Joop Koopman en ik hebben Kan in eerste instantie gevraagd of we een gewone schouwburgvoorstelling van hem eens op film mochten opnemen. Die film hebben we toen later met ons drieën teruggekeken en we hebben Kan ervan kunnen overtuigen dat hij fotogeniek is. Ja, dat is hij toch, met die droeve hondekop?! Toen heeft hij zijn oudejaarsconférences gemaakt, zoals hij dat al jaren voor de radio deed. Hij bracht die in vier voorstellingen in het De la Martheater. We hebben het beste uit elke voorstelling genomen en gemonteerd en die versie heeft Kan gezien en goedgevonden. Het was in 1973. Kan voelde zich pas gerust nadat hij de reactie van het publiek had gehoord."

Is hij aardig? „Hij is iemand met een enorme wellevendheid. Hij zegt altijd u en meneer, zelfs nog tegen zijn impresario met wie hij al zo'n twintig jaar werkt. Hij luistert altijd naar mensen, maar hij neemt zijn eigen beslissingen. Hij weet ook haarscherp vleierij en opmerkingen die.hout snijden uit elkaar te houden.'"-
Hij staat er elke keer op dat Knapper hem regisseert. „Ach, ja... hij weet dat het die vorige keren redelijk goed is gegaan, dus hij is waarschijnlijk wat benauwd om te veranderen. Maar een ander zou het natuurlijk net zo goed kunnen doen."

Sinds Knapper zijn debuut heeft gemaakt als regisseur van Nederlandstalige komedies als „Ieder zijn deel" en „Cassata" en een pro- gramma met Mike Bumstyn, scoort hij zeer hoge kijkcijfers, maar heeft hij het verbruid bij de critici en ook wel bij een deel van de VARA- top. Het lijkt of hij daar een beetje triest over is. „Ik heb bewust gekozen voor het amusement. Dat heet dan vertrossing, maar ik geloof dat het dé manier is om een stuk van de koek mee te nemen, om te zorgen dat de mensen naar de VARA blijven kijken. Als je doorlopend met zware politieke programma's en documentaires komt, schakelen ze over naar een ander net. En dat aanbod zal steeds groter worden. Daarom zeg ik: probeer de mensen vast te houden, dan heb je een kans dat ze ook nog weleens naar zo'n stevige hap blijven kijken."