de Nieuwe Gazet (B)
Bert VERHOYE

Showfenomeen Van Veen laat Harlekijn dansen in kil N. K. T.- theater

3 februari 1968

Wij maakten voor het eerst kennis met Herman Van Veen op het Heistse Humorfestival 1967. Hij was er de revelatie van een overigens weinig representatieve cabaretweek. Wij zagen hem terug te Bilzen, waar hij jazz- en andere fans kon bekoren. Donderdagavond presenteerde hij zijn vol-avond-show voor dertig mensen in het N.K.T, Niet wetend dat de Vlaming thans niet in een zaal zit, maar op straat stapt. En onaangenaam verrast door een bijzonder gebrekkige publiciteit.


Van Veen is wellicht het meest geprezen kleinkunstkind van de jongste generatie. Superlatieven allerhande volstaan nauwelijks om de onverholen geestdrift der recensenten enigszins te verwoorden, Toegegeven dat de Vlaamse recensent vlot in de overtreffende trap uitbarst wanneer het talent uit Nederland komt.

Herman Van Veen huppelt de scène op in , een ouverture waar Ramses Shatfy bij verbleekt. Harlekijn weeft een baldakijn van aangename doch volstrekt zinloze geruchten, die ons doen terugdenken aan de bababobobibi-uitspraaklessen van het conservatorium. Waarop de kabaretier overschakelt op «Hyp Hyper», de tragische lotgevallen van zijn o zo hippe, wat zeg ik, hipper, neen, hipst, jongenlief, aller- individueelstehipste vrouwtje. Dat op het einde door haar krankzinnig geworden echtgenoot het hippe keeltje wordt dichtgeknepen. Een hip lied met een hip slot, als ge het ons vraagt.

"De neus» is een chanson van Aznavour. Goed aangebracht, tamelijk geestige tekst, uitzondering gemaakt voor de flauwe persiflage op de neus van het Franse staatshoofd, een grapje dat we langzamerhand gaan kennen.

Na " de Neus" : «Menuet».
Het vertwijfeld verhaal van een verwijfd danstype, geschoeid op de klassieke leest. Om te brullen. En om op te voeren op het koffiefeestje van de balletschool. «Adelein» is een oud lied dat we al eens hoorden van Miel Cools en Frieda Goethals op een slechte Davidsfonds-plaat. Beide partijen worden thans door Van Veen vertolkt. Meesterlijk en origineel.

In de show treedt ook een gast- vedette op, die de show niet steelt, zoals het een gastvedette wel mocht betamen. Een lieve blonde meid waarvan we het naampje vergaten (Floortje Klomp). En aangenaam om te zien en te horen, op voorwaarde dat dit laatste niet te lang duurt. De leider van Harlekijn scharrelde haar ergens in Nederland op, wat wij dan bevestigd kregen toen zij een Frans chanson pleegde.

Wat zij zong, boeide helemaal niet. Dat zij elke nacht wacht op haar verliefde kan op het eerste gezicht een voorbeeld van onvervalste amoureuze trouw lijken, maar dat zij anderhalf uur voor hij de slaapstede binnentreedt nog niet weet wie het zal worden, vinden wij niet netjes. Foei. Vooral daar het scenario zich elke nacht gaat afspelen. Voor de kinderen wordt het alvast een probleem tegen wie zij papa gaan zeggen.

Maar och, het stemmetje klinkt fijn. En nog eens, blond om bij te duizelen, vervolgens haalt Van Veen een grapje uit op de trombóne, dat wij al eens gezien hebben, Voor zover wij ons herinneren een goede vijftig jaar geleden. U kent dat wel : de acteur speelt toeter. Maar in feite speelt de acteur geen toeter. Hij doet alsof. En achter de coulissen staat dan iemand die wél toeter speelt. Nu komt de mop : op het ogenblik dat de acteur het instrument van de lippen neemt, klinkt nog een schallende muzikale stoot. Lachen. Dank u.

«Janoschka» is dan weer een knalnummer. Virtuositeit op de viool, het lievelingsinstrument van Van Veen, dat hij klassiek studeerde, en dat hij nu dicht bij de oorlelletjes van de aanwezige dames in de zaal gaat bespelen !

Met "Schouwburglied» stuurt hij ons naar de bar, wat wij voor één keer met tegenzin doen.

Het tweede deel van de show begint eerder mat met «Demonstrant», de story van het jongetje dat het leder uit de schoenen loopt bij protestmarsen allerlei, tot hij verliefd wordt op een mede-demonstrante die hem voor de neus wordt weggekaapt door een lid van het actiecomité. Zo ziet ge maar hoe het gaan kan in het leven.

«Waar blijft de tijd" is een wondermooi lied van Jean Ferrat. Poëtisch, uitstekend vertolkt, wrang en bitter op het einde. Maar deze slotindruk veegt Van Veen dadelijk van het podium in een «Deense dansk». De Ne- derlans-Deense taalmopjes leunen nogal sterk aan bij het Zweuds van Toon Hermans, maar melodie en choreografie zijn eens te meer verbazend knap.

Vier volksliedjes worden gebracht op muziek van Dick Poons, en «Schuintamboers» werd zowat Van Veens waardemerk. Weer een volksliedje, zoals u ziet.

«Hondje» is het geestig liefdelied van de hond met de lelijke kop, die geen succes heeft bij de teefjes, en nochtans : «Ik hou van jou, met alle vier mijn poten, ik hou van jou, met heel mijn lelijke kop» ...

Slotlied Harlekijn overstemt in niet geringe mate het handgeklap der bovengenoemde dertig toeschouwers, en dat vinden wij uitermate jammer. Na een dergelijke vertoning past een orkaan van toejuichingen,
Gedurende de hele show wordt Van Veen uitstekend begeleid op de piano door een virtuoze Laurens van Roeyen, de man die vanaf het prille begin bij Harlekijn op de muziekbres stond. Erik van der Wurff verzorgde mee de arrangementen en speelt orgel.
Altred Smit, bas en Tonnie Ko- ning, slagwerk maken het muzikale part compleet.

Harlekijn mocht in de toekomst wel eens een regisseur onder de arm nemen, al was het maar om de lelijke bloemenen de aartslelijke geluidsinstallatie van het podium te stampen.
En om de laatste flauwe grapjes weg te vegen. En om pianist Laurens van Rooyen wat mimiek bij te brengen. Want voorlopig hangt hij er maar bij als een afdrukje van Govert onzaliger nagedachtenis, de man die zich 365 avonden op een jaar een navelbreukje lacht met Tien Toon.

Herman Van Veen is ongewoon begaafd. Zijn natuurlijke aanleg en zijn harde klassieke vorming moeten hem in staat stellen spoedig de top te bereiken. Ook internationaal. Daarom verdient hij op te treden voor een eivolle zaal, want niets is zo triestig als dertig toeschouwers in een zaal van tweehonderd plaatsen.

Harlekijn danst, zingt en speelt nog in het N.K.T. zaterdag- en zondagavond telkens van halfelf, een uitstekend slotuur om nog wat na te praten over de vraag : «Wat met het cabaret in Vlaanderen», vraag die na zo een show meer dan ooit brandt op elkeens lip.

Lopen, mensen, hollen, kaarten kopen. Laat de jongens niet weer alleen zitten in een kille zaal.



Bert VERHOYE