de Tijd
Frans Boelen

"Ik denk altijd in parodieën"

3 februari 1968

HERMAN .VAN VEEN heeft een gezicht dat gewoon is, zoals Rudi Carrell een gewoon gezicht heeft en premier De Jong en Kees Bakker (die u niet kent, maar ik wel). Nooit zou iemand over Herman van Veen gesproken hebben als hij niet, lang geleden al, had aangetoond met dat gewone gezicht iets meer te kunnen doen dan anderen. Niet véél meer, maar voor zijn omgeving net genoeg om te ontdekken dat men hier te maken had met het onvervreemdbare, uit duizenden te onderscheiden uiterlijk van de komiek, van de raskomiek dus.


Laurens van Rooyen heeft een gezicht dat ongewoon is en mooi, zoals Soames uit de Saga een ongewoon en mooi gezicht heeft en ex-minister Biesheuvel en Piet van Rijn (die u ook niet kent maar ik wel). Als je zo'n gezicht hebt dan hoef je er eigenlijk niets meer mee te doen. Laurens van Rooijen heeft dat begrepen; hij is dan ook piano gaan spelen, net iets beter dan anderen.


De " interpreten"


De nu 22-jarige Herman van Veen (eindexamen zang en viool) en zijn tien jaar oudere begeleider (eindexamen piano) hebben elkaar leren kennen op het conservatorium in Utrecht. Beide studenten hadden een zogenaamde ,,nakende" hekel aan de ernst, de zwaarwichtigheid en het behoudende karakter van dit instituut en zochten naar een manier om de humor die zij bijna in alles, maar vooral in de klassieke muziek zagen naar buiten te dragen. Op speciale 'conservatorium- avonden traden zij op voor studenten en docenten en parodieerden alles en iedereen. Herman smoesde, zong en speelde viool en Laurens begeleidde hem op de vleugel. De successen van het duo stapelden zich op en al gauw hield men de gein niet meer binnen de grauwe muren van het conservatorium. Van die tijd af dateert ,,Harlekijn", een groep om ,,u" tegen te zeggen.

HERMAN VAN VEEN: „Wij brengen een duidelijk muzikaal programma. Ik moet om muziek vaak ontzettend lachen en vooral ook om de hooggeëerde interpreten. De smoelen die ze daar bij trekken . . . alsof het voortdurend regent . . . Het conservatorium is een nuttige, onontbeerlijke instelling, maar ze blijven ergens staan, ook in de onderwijsmethode. Het is vaak zo bloedeloos en saai.
Herman van Veen is een snel en virtuoos prater. Wie hem zijn tongbrekend, Russisch nummer „Janoshka" heeft zien maken, zal dat niet meer verbazen. Hij heeft de humor van een Victor Borge, de plastiek van Danny Kaye en de .uitbundigheid van een Ramses Shaffy.
Genoeg elementen om de persoonlijkheid van een artiest definitief om zeep te helpen. Bij Herman van Veen lijkt het tegendeel waar. Hoe dit komt weten zelfs de theatergeleerden niet, maar het is een feit dat de jonge cabaretier een onmiskenbare „aanwezigheid" bezit, die hem vaak over wankele momenten heentilt. Van Veen is een vooruitstrevend persoontje en aan zelfverzekerdheid ontbreekt hel hem gelukkig ook niet. Beide artiesten zijn nu in bekwame handen en als de voortekenen ditmaal eens niet bedriegen dan gaat 1968 een uiterst belangrijk jaar voor ,,Hlarlekijn" worden,


TV - succes


HUN EERSTE BEKENDHEID bij een groter publiek is te danken aan VARA-regisseur Nico Knapper, een man die onvermoeibaar op zoek is naar nieuwe, veelbelovende talenten. Knapper heeft de groep kundig geleid en het eerste tv- optreden van het duo sloeg enorm in. Helaas hadden toen vele kijkers het eerste net aan, waar op dat moment ongetwijfeld Ben Cartwright, Kees Schilperoort of het echtpaar Timmerman de lakens, uitdeelden.

Waar Van Veen zijn talent vandaan heeft is onbekend. „Niet van thuis," zegt hij. ,,Ik geloof dat ik altijd al in parodieën heb gedacht, mijn leven lang. Ik vermoed niet dat zoiets ooit nog eens over gaat.' Hij heeft duidelijke voorkeuren: in de muziek Pergolesi, de Beatles en Schubert; in ,,het vak"; Danny Kaye en (vooral) Yves Montand. „Als die man iets doet, dan besef ik pas goed wat ik nog moet leren."

„Harlekijn" (drie jaar oud, honderden voorstellingen in binnen- én buitenland) staat nu op eigen benen. Ook de zakelijke affaires wikkelen ze nu zelf af. Samen met Erik van der Wurff (voorkeuren: Miles Davis, Bill Evans, Pendcrecki, Anna Moffo en Piet Keizer), drummer Tonny Koning en bassist Alfred Smidt vormen Herman en Laurens een homogeen team dat bij iedere nieuwe voorstelling aan overtuigingskracht wint. Wim Kan raakte bij een van de voorstellingen in pure opwinding en schreef Herman een brief waarin hij hem dé grote ontdekking van de laatste jaren noemde. Kan bleek niet de enige.

ONDER AL DIT APPLAUS is Herman van Veen toch nog zichzelf gebleven. Hij zegt: ,,Ik had helemaal geen bühne-ervaring toen ik van het conservatorium kwam. Je weet niet waar je met je handen moet blijven, je legt verkeerde accenten en gebruikt ongeschikte effecten. Daar is nu wel verandering in gekomen, maar ik moet nog hard werken en veel routine opdoen.
Over zijn toekomstplannen bestaat geen twijfel. „Als ik hier een paar jaar gewerkt heb, ga ik naar het buitenland, naar Amerika liefst. Ik stuur op een internationale carrière aan, dat is voor mij een nood- zaak."