|
DIT is de tekst van het hekeldicht waarmee Herman van Veen maandag in Brussels Paleis voor Schone Kunsten heeft geprotesteerd tegen de razzia van de Belgische politie waarvan ook hij
het slachtoffer was:
Ik heb een stuk geschreven dat heet "DE MEREL".
De kraai hield ons staande op de stoep van de kooi waar wij juist zo mooi hadden gezongen.
Voor de duizend waterhoentjes, de ganzen en de eenden, de sjieke meeuwen van de Vlaamse kust.
Het is november in Oostende.
We wilden nog wat zaad vóór het slapen gaan.
Maar 'n dikke albatros vond ons vreemde vogels en nam toen onze ringen af.
En sloot ook onze snavels.
Samen met wat tropische ouden van dagen,
exotische en zelfs een parelhoen moesten we met veel te veel in een ruim te kleine wagen.
Een routine-razzia van vogels die te gast zijn.
Die kun je hier zo maar vangen, zonder vorm van proces, zonder vorm van proces opsluiten en vragen stellen, op de foto nemen van aangezicht aan alle kanten.
Dan kom je in het dossier voor het gemak van de schijtlijster aan zijn bureau.
Dat gaat hier zo, dat hoort hier zo,
dat trekt zich schijnbaar - althans als ik u hoor - hier niemand aan. 'tls november in Oostende.
U moet me goed begrijpen. Dat gaat hier zo, dat hoort hier zo, dat trekt zich schijnbaar niemand aan, dat valt wel mee als ik u hoor.
't Is november in Oostende.
De scholekster van boven klopte heel boven op de deur en zei:
Zit hier die vrij bekende merel?
(Dat ben ik).
De kraaien schraapten toen hun kelen en krasten toen mijn naam en zeiden dat ik weg mocht gaan.
Behalve de tropische en ouden van dagen,
de exotische en zelfs het parelhoen. Die moesten ze nog doen,
Vandaag een kleine honderd en morgen acht miljoen.
Herman van Veen
|
|