Utrechgts Nieuwsblad
PvL

Discauserie

22 feb 1973

Jasperina op de plaat boeit minstens zo als Jasperina op de planken in de Utrechtse Stadsschouwburg en bet grootste gedeeite nu door Bovema op een lp is geplaatst.


Inhoudelijk is er weinig op de elf stukken van Guus Vleugel aan te merken, die voor drie kwartier Jasperina borg staan. Maar ik vraag me af of het nummer "De Opstand der Bloemen’ dat door het tienkoppige ensemble wordt gezongen (en op de planken gedanst) niet beter vervangen had kunnen worden door het allerleukste nummer over de autovrije maar steeds drukker wordende Leidsestraat. Dat mis ik op deze plaat. Daarin trad zowel ensemble als Jasperina op de voorgrond dus niemand behoefde zich achtergesteld te voelen. Bovendien is het in muzikaal opzicht een 'rijker' nummer.

Grappig is dat een nummer als Seks-object, dat het vooral leek te moeten hebben van Jasperina’s over-sexy gedraai en gekruip over de zes dansende zangers, uit de luidspreker ook leuk klinkt. En niet alleen omdat je Jasperina het domme blondje in gedachten ziet uithangen.
Al met al is het een heel evenwichtige plaat geworden. Met leve-de-lol-liedjes maar ook met stukjes tekst op muziek die de cabaret-kant opgaan. Ego-trip was een schitterende kruising tussen een lekker showprogramma en goed cabaret. De lp, voor de ’Pien-fans’ een verplicht nummer.

PAUL van Vliet speelde zijn eenmansshow-met-vier-musici 'Noord West’ twee seizoenen lang en gaf daar in Nederland honderden voorstellingen van. Tot in de verste uithoeken. Morgen brengt hij de allerlaatste voorstelling in de Utrechtse Stadsschouwburg en eerste kerstdag wordt vrijwel ’t volledige programma via Nederland 1 door de VARA gepresenteerd.

De dubbel-lp (Philips) staat al weken in de lp-hitlijsten en de tv-uitzending kan die positie alleen verstevigen.
De twee platen zijn gevuld met de beste momenten van twee voorstellingen: in het westen in Haarlem en in het oosten in Zwolle. Zo’n live-opname heeft het voordeel,voor de platendraaier dat het allemaal erg gezellig klinkt in de huiskamer en voor de cabaretier dat de lach van het publiek voorziet in een groot gemis: namelijk je kan bij het luisteren z’n malle smoelen niet zien maar gelukkig geeft het publiek door haar reacties soms aan wat er te lachen valt.

Paul van Vliet is het gevoeligst. en doet me ’t meest in z’n liedjes. Een hand voor je hand, om er maar een van de vele te noemen, doet heel puur aan, heel teer en beantwoordt aan het doel: het dóét je wat. Zo gaat het ook met de conférences, de sketches, met zichzelf.


HENK Elsink doekt zijn Koopermolen-cabaret op. Dat is jammer, want hij is een kleinkunstenaar die met geringe pretenties, maar ondanks een enkele miskleun toch wel zuivere conceptie, contact weet te leggen met de massa. De lp Kleinkunstigheden die BASF zojuist heeft gelanceerd is misschien wel de beste die hij ooit heeft gemaakt. Het is een registratie van een show waaraan het Metropole-Orkest medewerking verleende en die de VARA Tweede Kerstdag op het scherm brengt. We zijn ervan overtuigd dat zich eind volgende week een ware rush op deze plaat zal voordoen.


HERMAN van Veen verdient van vriend en vijand en beide groeperingen zijn veelkoppig — de erkenning dat hij het zich nooit gemakkelijk heeft gemaakt en altijd bezig is zich te vernieuwen. Als je hem hoort op de onlangs op het eigen Harlekijn-label verschenen lp Zo Leren Kijken, stel je vast dat er van zijn clownerieën van weleer weinig meer over is. En van dat lievige is hij ook af. Tegenwoordig is hij in z’n humor eerder satanisch dan clownesk. Zijn thema’s zijn betreke1lijk zwartgallig geworden, maar hij weet ook bliksems goed dat, wil je met zwartgalligheid bij de mensen aankomen, je dat formeel wel heel bijzonder dient in te kleden omdat men het anders niet lust. Nu is Herman van Veen altijd al bijzonder vormgevoelig geweest, dat werd hem zelfs wel eens verweten. Het is namelijk mogelijk bij hem uitsluitend door de buitenkant geboeid te raken. Maar nooit heeft de geraffineerde buitenkant beter doorverwezen naar de in-houd dan tegenwoordig het geval is. Steeds weet hij zijn gehoor te behoeden voor mentaal indutten door het een geestelijke optater te verkopen. Met eenvoudige middelen: hij gaat fluisteren, zijn stem verdraaien of van de microfoon af praten. En op het moment dat je onwillekeurig je oren spitst, krijg je een knalharde hengst uitgedeeld van een vloekende en tierende Herman van Veen.

Je weet geen moment precies waar je met hem aan toe bent, maar met wispelturigheid heeft dat niets te maken, het is allemaal heel uitgekiend. Goed besteed is ’t ook, want zo sleurt Van Veen zijn publiek telkens terug naar de hoek waar hij het hebben wil: „naar besef dat er in de wereld die vroeger zat afgestampt met vogels en pepermuntjes uitdelende Suzannes veel meer ellende schuilt en menselijke stakkerigheid dan we de gewoonte hebben om stil bij te staan.

Maar gelukkig gunt Herman vai Veen ons ook rustpunten met zee fraaie instrumentale intermezzi en eminente chansons op teksten van Rob Chrispijn waarin dan toch weer plaats is voor een beetje tederheid ook. Deze plaat waar voor de opnamen — technisch niet altijd perrect — in Carré werden gemaakt is voor de ontwikkelingen in de vaderlandse kleinkunst een belangrijk document. Neem dat aan van iemand die eigenlijk nooit zo op Herman van Veen gesteld is geweest.






PvL