Het Dagblad, Zwolle
H.W.

Try-out in Kampen Herman van Veen

2 februari 1978
KAMPEN + Om de bedoelingen van de cabaretier Herman van Veen, zoals hij die in zijn programma's legt, te kunnen volgen (waar hij niet te zeer brabbelt.. .) en begrijpen, - dat is nog te doen. Ondanks zijn sterk persoonlijke aanpak, zijn spel met onverwachte gedachtenassociaties en ongerijmdheden van eigen vinding, kan men de inhoudelijke constructie van zijn 'nummers' en de bedoelde effecten, wel doorzien. Die programma's ook waarderen is met dat begrip zeker niet meteen gegeven. Niet iedereen resoneert met wat hij zegt en doet, ook al begrijpt men dan welke trillingen hij uitzendt. Herman van Veen is typisch een artiest, die zijn eigen publiek kweekt. Dat houdt niet in, dat het ook een klein publiek moet zijn.


Stampvol


De Kamper Stadsgehoorzaal was woensdagavond stampvol, toen Herman van Veen er optrad met zijn nieuwe programma, dat uitsluitend zijn eigennaam als titel draagt en dat nog volop uitgeprobeerd moet worden.
De voorstelling in Kampen was dus een try-out; één van de vijf, die Herman van Veen in vijf theaters van kleinere, Nederlandse steden zal houden, eer het nieuwe programma in series van voorstellingen in de grootsteedse theaters zal gaan draaien. De directie van de Stadsgehoorzaal prijst zich gelukkig, het publiek deze gelegenheid te kunnen bieden, als gevolg van de goede relatie, die er tussen Herman van Veen en de Stadsgehoorzaal is gegroeid.

Het talrijke publiek, dat door grote aandacht, zonder een spoor van de 'welwillendheid' van fanclub-leden. toonde het gebodene zeer te waarderen, had een gemiddelde leeftijd tussen de 20 en 30 jaar, een intellectuele inslag en weinig neiging tot uitbundigheid.

Het programma, dat Herman van Veen, met sterke, muzikale bijstand van Harry Saksioni, Erik van der Wurff en verscheidene andere musici, wier namen in applaus verloren gingen (een programma-blad was er nog niet, begrijpelijkerwijs bij een try-out) te bieden had, gaf ook weinig aanleiding tot uitbundigheid. Ironie, sarcasme, grappig bedoelde grofheden en ietwat kleffe lol, waren wel in het programma vertegenwoordigd. Je kon er om lachen, maar schateren niet.


Ernst


Ernst was er trouwens ook volop. Bepaald indrukwekkend was het liedje over het meisje, dat uit de kliniek terugkomt bij haar ouders (schoon, van de drugs af), die dan nauwelijks aandacht aan haar terugkeer besteden. Het mimische slot, dat Herman van Veen aan zijn presentatie van het liedje maakte, was adembenemend: men kon in de volle zaal een speld horen vallen.

Uiteraard rammelde er af en toe wel eens wat, dat zijn definitieve vorm nog zal moeten vinden, maar daarvoor was het dan ook een try-out. Het zou niet slecht zijn, af en toe het luidspreker geweld wat te muilkorven; de kwaliteit van de muziek verdiende dat.

En als straks in de grote theaters Herman van Veen triomfen viert (bij zijn eigen publiek, wel te verstaan) met zijn nieuwe programma, dat zullen de bezoekers van vijf kleine theaters (óók eigen publiek) met zekere trots bedenken, dat zij aan de wieg van de presentatie ervan hebben gestaan.



H.W.